|
1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, |
1 En aangaande de toekomst onzes Heren Jezus Christus en onze vereniging met hem, bidden wij u, broeders, |
1 Wij hebben een bede aan u, broeders, in verband met de komst van onzen Heer Jezus Christus en ons aller vereniging met hem: |
1 En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, |
1 Pour ce qui concerne l'avènement de notre Seigneur Jésus-Christ et notre réunion avec lui, nous vous prions, frères, |
2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons [geschreven], alsof de dag van Christus aanstaande ware. |
2 dat gij u niet schielijk laat bewegen van uwen zin of verschrikken, noch door geest, noch door woord, noch door brieven als van ons gezonden, alsof de dag van Christus ophanden ware. |
2 verliest niet zo licht uw bezinning en laat u niet ontroeren, noch door een geestesopwelling; noch door een aan ons toegeschreven woord of brief, als stond de dag des Heeren voor de deur. |
2 dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. |
2 de ne pas vous laisser facilement ébranler dans votre bon sens, et de ne pas vous laisser troubler, soit par quelque inspiration, soit par quelque parole, ou par quelque lettre qu'on dirait venir de nous, comme si le jour du Seigneur était déjà là. |
3 Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want [die] [komt] [niet], tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs; |
3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden, want hij komt niet, tenzij dat te voren de afval kome, en geopenbaard worde de mens der zonde, de zoon des verderfs, |
3 Laat niemand u op enige wijze bedriegen; want die dag komt niet tenzij eerst nog de afval komt en de mens der goddeloosheid verschijnt, de zoon des verderfs, |
3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is, |
3 Que personne ne vous séduise d'aucune manière; car il faut que l'apostasie soit arrivée auparavant, et qu'on ait vu paraître l'homme du péché, le fils de la perdition, |
4 Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of [als] [God] geeerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is. |
4 die de tegenstander is, en zich verheft boven al wat God of godsverering heet, zodat hij zich zet in den tempel Gods als een God, en voorgeeft, dat hij God is. |
4 de tegenstander, die zich verheft tegen alwat God of heiligdom heet; zodat hijzelf in den tempel Gods gaat zitten, zich voor God uitgevend. |
4 de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt, zodat hij als God in de tempel van God gaat zitten en zichzelf als God voordoet. |
4 l'adversaire qui s'élève au-dessus de tout ce qu'on appelle Dieu ou de ce qu'on adore, jusqu'à s'asseoir dans le temple de Dieu, se proclamant lui-même Dieu. |
5 Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb? |
5 Gedenkt gij er niet aan, dat ik u dit zeide, toen ik nog bij u was? |
5 Herinnert gij u niet dat ik, toen ik nog bij u was, u dit zeide? |
5 Herinnert u zich niet dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? |
5 Ne vous souvenez-vous pas que je vous disais ces choses, lorsque j'étais encore chez vous? |
6 En nu, wat [hem] wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd. |
6 En wat het nog ophoudt weet gij, opdat hij geopenbaard worde op zijnen tijd. |
6 Nu weet gij wel, wat hem verhindert; te zijner tijd zal hij verschijnen. |
6 En u weet wat hem nu weerhoudt, opdat hij op zijn eigen tijd geopenbaard wordt. |
6 Et maintenant vous savez ce qui le retient, afin qu'il ne paraisse qu'en son temps. |
7 Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem nu wederhoudt, [Die] [zal] [hem] [wederhouden], totdat hij uit het midden zal [weggedaan] worden. |
7 Want de boosheid roert zich alreeds heimelijk, alleen dat degene, die het nu ophoudt, moet weggedaan worden; |
7 Want het geheim der goddeloosheid oefent reeds zijn kracht; alleen moet hij die de hinderpaal is eerst uit den weg worden geruimd. |
7 Want het geheimenis van de wetteloosheid is al werkzaam. Alleen is er iemand die hem nu weerhoudt, totdat hij uit het midden verdwenen is. |
7 Car le mystère de l'iniquité agit déjà; il faut seulement que celui qui le retient encore ait disparu. |
8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst; |
8 en alsdan zal de goddeloze geopenbaard worden, dien de Heer zal ombrengen door den adem zijns monds, en zal te niet doen door de verschijning zijner toekomst, |
8 En dan zal de Goddeloze verschijnen en zal de Heer Jezus hem met den adem van zijn mond doden en door den glans van zijn komst vernietigen, |
8 En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst; |
8 Et alors paraîtra l'impie, que le Seigneur Jésus détruira par le souffle de sa bouche, et qu'il anéantira par l'éclat de son avènement. |
9 [Hem], [zeg] [ik], wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen; |
9 hem, wiens toekomst is naar de werking des satans, met allerlei leugenachtige krachten en tekenen en wonderen, |
9 hem die komt met het geweld van den Satan, met allerlei krachtsbetoon, tekenen, valse wonderen |
9 hem, wiens komst overeenkomstig de werking van de satan is, met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen, |
9 L'apparition de cet impie se fera, par la puissance de Satan, avec toutes sortes de miracles, de signes et de prodiges mensongers, |
10 En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden. |
10 en met allerlei misleiding der ongerechtigheid voor degenen, die verloren gaan, daar zij de liefde tot de waarheid niet aangenomen hebben, opdat zij zalig werden. |
10 en met allerlei goddeloosheid, waardoor zij die verloren gaan bedrogen worden; tot straf daarvoor dat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aangenomen, waardoor zij gered zouden zijn. |
10 en met allerlei misleiding van de ongerechtigheid in hen die verloren gaan, omdat zij de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben om zalig te worden. |
10 et avec toutes les séductions de l'iniquité pour ceux qui périssent parce qu'ils n'ont pas reçu l'amour de la vérité pour être sauvés. |
11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven; |
11 Daarom zal God hun ene krachtige dwaling zenden, om de leugen te geloven; |
11 Daarom zond God over hen de macht der dwaling, waardoor zij aan de leugen geloofsloegen: |
11 En daarom zal God hun een krachtige dwaling zenden, zodat zij de leugen geloven, |
11 Aussi Dieu leur envoie une puissance d'égarement, pour qu'ils croient au mensonge, |
12 Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid. |
12 opdat geoordeeld worden allen, die de waarheid niet geloofd, maar lust gehad hebben aan de ongerechtigheid. |
12 opdat allen die de waarheid niet geloofden maar behagen schepten in de ongerechtigheid zouden veroordeeld worden. |
12 opdat zij allen veroordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid. |
12 afin que tous ceux qui n'ont pas cru à la vérité, mais qui ont pris plaisir à l'injustice, soient condamnés. |
13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid; |
13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken voor u, van den Heer beminde broeders, dat God u van den beginne verkoren heeft tot de zaligheid in de heiliging des Geestes en in het geloof der waarheid; |
13 Wij nu, van den Heer beminde broeders, moeten God altijd met het oog op u danken, dat God u van den aanvang af heeft uitverkoren tot redding door geestelijke heiliging en geloof in de waarheid, |
13 Maar wij moeten God altijd voor u danken, broeders, die geliefd bent door de Heere, dat God u van het begin verkoren heeft tot zaligheid, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid. |
13 Pour nous, frères bien-aimés du Seigneur, nous devons à votre sujet rendre continuellement grâces à Dieu, parce que Dieu vous a choisis dès le commencement pour le salut, par la sanctification de l'Esprit et par la foi en la vérité. |
14 Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus. |
14 waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, om te verkrijgen de heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus. |
14 waartoe Hij u ook riep door onze prediking, opdat gij deel moogt verkrijgen aan de heerlijkheid van onzen Heer Jezus Christus. |
14 Daartoe heeft Hij u geroepen door ons Evangelie om de heerlijkheid van onze Heere Jezus Christus te verkrijgen. |
14 C'est à quoi il vous a appelés par notre Evangile, pour que vous possédiez la gloire de notre Seigneur Jésus-Christ. |
15 Zo dan, broeders, staat [vast] en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door [ons] woord, hetzij door onzen zendbrief. |
15 Zo staat nu, broeders, en houdt de leringen vast, die gij ontvangen hebt, hetzij door ons woord of door onzen brief. |
15 Dus, broeders, staat pal en houdt u aan de overleveringen die gij hetzij door een woord of een brief van ons hebt geleerd. |
15 Sta dan vast, broeders, en houd u aan de overleveringen waarin u onderwezen bent door ons woord of door onze brief. |
15 Ainsi donc, frères, demeurez fermes, et retenez les instructions que vous avez reçues, soit par notre parole, soit par notre lettre. |
16 En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade, |
16 En hijzelf, onze Heere Jezus Christus, en onze God en Vader, die ons heeft liefgehad, en een eeuwigen troost en ene goede hoop heeft gegeven in genade, |
16 Onze Heer Jezus Christus zelf en God, onze Vader, die ons heeft liefgehad en uit genade eeuwigen troost en goede hoop heeft gegeven, |
16 En onze Heere Jezus Christus Zelf en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad en ons een eeuwige troost en goede hoop gegeven heeft uit genade, |
16 Que notre Seigneur Jésus-Christ lui-même, et Dieu notre Père, qui nous a aimés, et qui nous a donné par sa grâce une consolation éternelle et une bonne espérance, |
17 Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed woord en werk. |
17 hij vertrooste uwe harten, en versterke u in alle goed werk en woord. |
17 trooste uw harten en make u sterk in allerlei goed werk en woord. |
17 moge uw harten vertroosten en u in elk goed woord en werk versterken. |
17 consolent vos coeurs, et vous affermissent en toute bonne oeuvre et en toute bonne parole! |