|
1 O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde? |
1 O onverstandige Galatiërs, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid geen gehoor geeft, daar u Jezus Christus voor ogen geschilderd was als de gekruisigde? |
1 O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd? u, wien Jezus Christus als gekruisigd voor ogen afgeschilderd is! |
1 O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? |
1 O Galates, dépourvus de sens! qui vous a fascinés, vous, aux yeux de qui Jésus-Christ a été peint comme crucifié? |
2 Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? |
2 Dit alleen wil ik van u vernemen: hebt gij den Geest ontvangen door de werken der Wet of door de prediking van het geloof? |
2 Dit ene wil ik maar van u vernemen: Hebt gij den Geest ontvangen door uw handelen naar de wet of door de prediking van het geloof? |
2 Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? |
2 Voici seulement ce que je veux apprendre de vous: Est-ce par les oeuvres de la loi que vous avez reçu l'Esprit, ou par la prédication de la foi? |
3 Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees? |
3 Zijt gij Zó onverstandig? In den Geest zijt gij begonnen, en in het vlees wilt gij nu voleindigen? |
3 Zijt gij dan zo dwaas? Na begonnen te zijn met den geest, eindigt gij nu met het vlees? |
3 Zijt gij zo onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees? |
3 Etes-vous tellement dépourvus de sens? Après avoir commencé par l'Esprit, voulez-vous maintenant finir par la chair? |
4 Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs! |
4 Hebt gij dan tevergeefs zoveel ervaren? En was het maar tevergeefs! |
4 Hebt gij zo grote ervaring vruchteloos gehad? Was het maar zonder vrucht! |
4 Was het dan tevergeefs, dat gij zoveel hebt ondervonden? Ware het slechts tevergeefs! |
4 Avez-vous tant souffert en vain? si toutefois c'est en vain. |
5 Die u dan den Geest verleent, en krachten onder u werkt, [doet] [Hij] [dat] uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs? |
5 Die u dan den Geest geeft en zulke daden onder u doet, doet hij dat door de werken der Wet of door de prediking van het geloof? |
5 Nu dan, Hij die u den Geest schenkt en wonderen onder u werkt, doet Hij dit door uw handelen naar de wet of door de prediking des geloofs? |
5 Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, [doet] [Hij] [dit] ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? |
5 Celui qui vous accorde l'Esprit, et qui opère des miracles parmi vous, le fait-il donc par les oeuvres de la loi, ou par la prédication de la foi? |
6 Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; |
6 Gelijk Abraham Gode geloofd heeft, en het hem tot gerechtigheid gerekend is. |
6 Zoals Abraham in God geloofde en hem dit tot gerechtigheid toegerekend werd. |
6 Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. |
6 Comme Abraham crut à Dieu, et que cela lui fut imputé à justice, |
7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. |
7 Zo erkent dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. |
7 Gij weet dus: Zij die uit het geloof zijn, dat zijn Abrahams zonen. |
7 Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. |
7 reconnaissez donc que ce sont ceux qui ont la foi qui sont fils d'Abraham. |
8 En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, [zeggende]: In u zullen al de volken gezegend worden. |
8 Want de Schrift heeft te voren gezien, dat God de heidenen door het geloof rechtvaardig zou maken; daarom heeft zij te voren aan Abraham verkondigd: "In u zullen alle volken gezegend worden." |
8 En de Schrift, voorziende dat God de heidenen uit geloof zou rechtvaardigen, heeft vooruit aan Abraham de belofte gegeven: In u zullen alle volken worden gezegend |
8 En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. |
8 Aussi l'Ecriture, prévoyant que Dieu justifierait les païens par la foi, a d'avance annoncé cette bonne nouvelle à Abraham: Toutes les nations seront bénies en toi! |
9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham. |
9 Alzo worden dan degenen, die uit het geloof zijn, gezegend met den gelovigen Abraham. |
9 --zodat zij die uit het geloof zijn met den gelovigen Abraham worden gezegend. |
9 Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham. |
9 de sorte que ceux qui croient sont bénis avec Abraham le croyant. |
10 Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. |
10 Want zovelen uit de werken der Wet zijn, die zijn onder den vloek: want er staat geschreven: "Vervloekt is ieder, die niet blijft in al hetgeen geschreven staat in het boek der Wet, om het te doen". |
10 Want zovelen op wetswerken steunen zijn onder den vloek; immers, er staat geschreven: Vervloekt ieder die zich niet stipt houdt aan alwat in het boek der wet geschreven is door het te doen. |
10 Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. |
10 Car tous ceux qui s'attachent aux oeuvres de la loi sont sous la malédiction; car il est écrit: Maudit est quiconque n'observe pas tout ce qui est écrit dans le livre de la loi, et ne le met pas en pratique. |
11 En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven. |
11 Dat nu door de Wet niemand voor God rechtvaardig wordt, is openbaar; want "de rechtvaardige zal door zijn geloof leven"; |
11 En dat niemand door de wet bij God gerechtvaardigd wordt is duidelijk; want: De gerechte zal uit het geloof leven. -- |
11 En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers, de rechtvaardige zal uit geloof leven. |
11 Et que nul ne soit justifié devant Dieu par la loi, cela est évident, puisqu'il est dit: Le juste vivra par la foi. |
12 Doch de wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven. |
12 doch de Wet is niet uit het geloof, maar "de mens, die ze doet, zal daardoor leven". |
12 En bij de wet komt het niet op het geloof aan, maar: Wie deze dingen doet zal daardoor leven. |
12 Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven. |
12 Or, la loi ne procède pas de la foi; mais elle dit: Celui qui mettra ces choses en pratique vivra par elles. |
13 Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt. |
13 Christus heeft ons verlost van den vloek der Wet, toen hij een vloek werd voor ons; want er staat geschreven: "Vervloekt is ieder, die aan het hout hangt"; |
13 Christus heeft ons losgekocht van den vloek der wet, door voor ons een vervloekte te worden--want er staat geschreven: Vervloekt ieder aan een paal gehangene-- |
13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. |
13 Christ nous a rachetés de la malédiction de la loi, étant devenu malédiction pour nous-car il est écrit: Maudit est quiconque est pendu au bois, - |
14 Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, [en] opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof. |
14 --opdat de zegen Abrahams op de heidenen zou komen in Christus Jezus, en wij alzo den beloofden Geest ontvangen zouden door het geloof. |
14 opdat de zegen die Abrahams deel was door Jezus Christus tot de heidenen komen mocht; opdat wij de belofte des Geestes zouden ontvangen door het geloof. |
14 Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof. |
14 afin que la bénédiction d'Abraham eût pour les païens son accomplissement en Jésus-Christ, et que nous reçussions par la foi l'Esprit qui avait été promis. |
15 Broeders, ik spreek naar den mens: zelfs eens mensen verbond, dat bevestigd is, doet niemand te niet, of [niemand] doet daartoe. |
15 Broeders, ik wil naar menselijke wijze spreken: men veracht zelfs eens mensen testament niet, wanneer het bevestigd is, en men voegt er ook niets aan toe. |
15 Broeders--ik vergelijk het met een wereldse zaak--het gaat er mee als met eens mensen beschikking die rechtskracht verkregen heeft: zij kan door niemand ongeldig gemaakt of veranderd worden. |
15 Broeders, ik spreek op menselijke wijze: zelfs het testament van een mens, dat rechtskracht verkregen heeft, niemand kan het ongeldig maken of er iets aan toevoegen. |
15 Frères je parle à la manière des hommes, une disposition en bonne forme, bien que faite par un homme, n'est annulée par personne, et personne n'y ajoute. |
16 Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus. |
16 Nu is immers de belofte Abraham en zijnen zade toegezegd. Hij zegt niet: "Den zaden", als van velen; maar, als van één: "En uwen zade", hetwelk is Christus. |
16 Welnu, aan Abraham zijn de beloften gegeven, en aan zijn zaad. Hij zegt niet: En aan uw zaden--in het meervoud, maar: Aan uw zaad--in het enkelvoud, dat is: Christus. |
16 Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. |
16 Or les promesses ont été faites à Abraham et à sa postérité. Il n'est pas dit: et aux postérités, comme s'il s'agissait de plusieurs, mais en tant qu'il s'agit d'une seule: et à ta postérité, c'est-à-dire, à Christ. |
17 En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen. |
17 Dit nu zeg ik: het verbond, dat door God te voren bevestigd is, wordt niet te niet gedaan om de belofte krachteloos te maken door de Wet, welke gegeven is vierhonderd en dertig jaren daarna. |
17 Nu beweer ik dit: Een beschikking die door God vooraf rechtskracht gekregen heeft kan door de wet, die na vierhonderd dertig jaar gekomen is, niet ongeldig gemaakt worden, zodat de belofte zou zijn vervallen. |
17 Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderd dertig jaar later is gekomen, maakt het testament, waaraan door God tevoren rechtskracht verleend was, niet ongeldig, zodat zij de belofte haar kracht zou doen verliezen. |
17 Voici ce que j'entends: une disposition, que Dieu a confirmée antérieurement, ne peut pas être annulée, et ainsi la promesse rendue vaine, par la loi survenue quatre cent trente ans plus tard. |
18 Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadiglijk gegeven. |
18 Want ware het, dat de erfenis door de Wet verworven werd, zo werd zij niet door de belofte gegeven; maar God heeft haar Abraham door de belofte geschonken. |
18 Want hing de erfenis aan de wet, dan zou zij niet meer van de belofte afhangen. God nu heeft haar aan Abraham goedgunstig geschonken door een belofte. |
18 Immers, als de erfenis van de wet afhangt, dan niet van de belofte; en juist door een belofte heeft God aan Abraham zijn gunst bewezen. |
18 Car si l'héritage venait de la loi, il ne viendrait plus de la promesse; or, c'est par la promesse que Dieu a fait à Abraham ce don de sa grâce. |
19 Waartoe is dan de wet? Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld, totdat het zaad zou gekomen zijn, dien het beloofd was; en zij is door de engelen besteld in de hand des Middelaars. |
19 Wat zal dan de Wet? Zij is er bij gekomen om de zonden, totdat het zaad zou komen, aan hetwelk de belofte geschied is; en zij is beschikt van de Engelen door de hand des middelaars. |
19 Wat beduidt dan de wet? Zij is er bijgevoegd om de overtredingen te vermeerderen, totdat het zaad dat de belofte heeft verkregen gekomen is; zij is voorgeschreven door engelen en gegeven door middel van een tussenpersoon. |
19 Waartoe dient dan de wet? Om de overtredingen te doen blijken is zij erbij gevoegd, totdat het zaad zou komen, waarop de belofte sloeg, en zij is op last van [God] door engelen in de hand van een middelaar gegeven. |
19 Pourquoi donc la loi? Elle a été donnée ensuite à cause des transgressions, jusqu'à ce que vînt la postérité à qui la promesse avait été faite; elle a été promulguée par des anges, au moyen d'un médiateur. |
20 En de Middelaar is niet [Middelaar] van een, maar God is een. |
20 De middelaar nu is niet middelaar van éénen, maar God is de éénige. |
20 Een tussenpersoon nu komt niet voor een persoon op, en God is Een. |
20 Een middelaar is niet [de] [vertegenwoordiger] van een; God echter is een. |
20 Or, le médiateur n'est pas médiateur d'un seul, tandis que Dieu est un seul. |
21 Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn. |
21 Is dan de Wet tegen Gods beloften? Dat zij verre! Want indien er ene Wet gegeven ware, die levend kon maken, zo kwam de gerechtigheid waarlijk uit de Wet, |
21 Is dan de wet in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet. Want indien er een wet gegeven was in staat om leven te scheppen, dan zou de ware gerechtigheid inderdaad van een wet afhangen; |
21 Is de wet dan in strijd met de beloften Gods? Volstrekt niet! Want indien er een wet gegeven was, die levend kon maken, dan zou inderdaad uit een wet de gerechtigheid voortgekomen zijn. |
21 La loi est-elle donc contre les promesses de Dieu? Loin de là! S'il eût été donné une loi qui pût procurer la vie, la justice viendrait réellement de la loi. |
22 Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden. |
22 maar de Schrift heeft het alles besloten onder de zonde, opdat de belofte door het geloof in Jezus Christus dengenen, die geloven, zou gegeven worden. |
22 maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte door het geloof in Jezus Christus aan de gelovigen zou tendeelvallen. |
22 Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven. |
22 Mais l'Ecriture a tout renfermé sous le péché, afin que ce qui avait été promis fût donné par la foi en Jésus-Christ à ceux qui croient. |
23 Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. |
23 Doch eer het geloof kwam, werden wij onder de Wet, als gevangenen, in bewaring gehouden tot het geloof, dat geopenbaard zou worden. |
23 Voordat het geloof kwam werden wij onder de wet opgesloten, en in verzekerde bewaring gehouden voor het geloof dat zou geopenbaard worden; |
23 Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. |
23 Avant que la foi vînt, nous étions enfermés sous la garde de la loi, en vue de la foi qui devait être révélée. |
24 Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. |
24 Alzo is de Wet onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij door het geloof zouden rechtvaardig worden. |
24 zodat de wet onze tuchtmeester geweest is om ons voor Christus te bewaren; opdat wij zouden gerechtvaardigd worden op grond van geloof. |
24 De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden. |
24 Ainsi la loi a été comme un pédagogue pour nous conduire à Christ, afin que nous fussions justifiés par la foi. |
25 Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. |
25 Maar nu het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. |
25 Nu het geloof gekomen is, staan wij niet meer onder een tuchtmeester. |
25 Nu echter het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder de tuchtmeester. |
25 La foi étant venue, nous ne sommes plus sous ce pédagogue. |
26 Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. |
26 Want gij zijt allen Gods kinderen door het geloof in Christus Jezus. |
26 Want gij zijt allen zonen Gods in Christus Jezus door het geloof. |
26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. |
26 Car vous êtes tous fils de Dieu par la foi en Jésus-Christ; |
27 Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. |
27 Want zovelen er van u in Christus gedoopt zijn, die hebben Christus aangetrokken. |
27 Immers, zovelen gij door den doop met Christus zijt verenigd hebt gij u met Christus bekleed. |
27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. |
27 vous tous, qui avez été baptisés en Christ, vous avez revêtu Christ. |
28 Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus. |
28 Hier is geen Jood noch Griek, hier is geen knecht noch vrije, hier is geen man noch vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus. |
28 Om het even of gij Jood of heiden, slaaf of vrije, man of vrouw zijt, gij allen zijt een in Christus Jezus, |
28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers een in Christus Jezus. |
28 Il n'y a plus ni Juif ni Grec, il n'y a plus ni esclave ni libre, il n'y a plus ni homme ni femme; car tous vous êtes un en Jésus-Christ. |
29 En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen. |
29 Behoort gij nu aan Christus, zo zijt gij immers Abrahams zaad, en naar de belofte erfgenamen. |
29 en als gij Christus toebehoort, dan zijt gij Abrahams zaad en volgens de belofte erfgenamen. |
29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen. |
29 Et si vous êtes à Christ, vous êtes donc la postérité d'Abraham, héritiers selon la promesse. |