|
1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; |
1 Dit is de openbaring van Jezus Christus, welke God hem gegeven heeft, om aan zijne knechten te tonen wat weldra geschieden moet; en hij heeft haar te kennen gegeven en gezonden door zijnen Engel aan zijnen knecht Johannes; |
1 De openbaring van Jezus Christus, hem door God gegeven om aan zijn dienstknechten te tonen wat binnenkort geschieden moet. Door zijn engel, dien hij daartoe afgezonden heeft, heeft hij haar doen toekomen aan zijn dienaar Johannes. |
1 Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven. |
1 Révélation de Jésus-Christ, que Dieu lui a donnée pour montrer à ses serviteurs les choses qui doivent arriver bientôt, et qu'il a fait connaître, par l'envoi de son ange, à son serviteur Jean, |
2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. |
2 die betuigd heeft het woord Gods, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. |
2 Deze heeft alwat hij gezien heeft van het woord Gods en de getuigenis aangaande Jezus Christus overgeleverd. |
2 Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. |
2 lequel a attesté la parole de Dieu et le témoignage de Jésus-Christ, tout ce qu'il a vu. |
3 Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie, en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd is nabij. |
3 Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren hetgeen daarin geschreven is; want de tijd is nabij. |
3 Zalig wie het voorleest, en zij die de woorden van de profetie aanhoren en hetgeen daarin opgeschreven staat ter harte nemen; want de tijd is nabij. |
3 Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij. |
3 Heureux celui qui lit et ceux qui entendent les paroles de la prophétie, et qui gardent les choses qui y sont écrites! Car le temps est proche. |
4 Johannes aan de zeven Gemeenten, die in Azie zijn: genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven geesten, die voor Zijn troon zijn; |
4 Johannes aan de zeven gemeenten in Azië. Genade zij met u en vrede van Hem, die is en die was en die komen zal, en van de zeven Geesten, die Vóór zijnen troon zijn, |
4 Johannes aan de zeven gemeenten in Azie; genade en vrede zij uw deel van Hem die is en was en komt, en van de zeven geesten die voor zijn troon staan, |
4 Johannes aan de zeven gemeenten in Asia: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn, |
4 Jean aux sept Eglises qui sont en Asie: que la grâce et la paix vous soient données de la part de celui qui est, qui était, et qui vient, et de la part des sept esprits qui sont devant son trône, |
5 En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden, en de Overste der koningen der aarde. Hem, Die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed. |
5 en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, en de eerstgeborene van de doden, en de beheerser der koningen op de aarde. Hem, die ons heeft liefgehad en gewassen van onze zonden met zijn bloed, |
5 en van Jezus Christus, den getrouwen getuige, den eerstgeborene uit de doden en den vorst over de koningen der aarde. Hem, die ons liefheeft en heeft gered uit onze zonden door zijn bloed, |
5 En van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde. Hem, die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed |
5 et de la part de Jésus-Christ, le témoin fidèle, le premier-né des morts, et le prince des rois de la terre! A celui qui nous aime, qui nous a délivrés de nos péchés par son sang, |
6 En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem, [zeg] [ik], zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. |
6 en ons tot koningen en priesters heeft gemaakt voor God, zijnen Vader, hem zij de eer en de kracht, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen. |
6 en ons gemaakt heeft tot een koninkrijk en tot priesters voor zijn God en Vader, hem behoort de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid. Amen. |
6 (En Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt) Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen. |
6 et qui a fait de nous un royaume, des sacrificateurs pour Dieu son Père, à lui soient la gloire et la puissance, aux siècles des siècles! Amen! |
7 Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. |
7 Zie, hij komt met de wolken, en alle ogen zullen hem zien, ook die hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over hem weeklagen. Ja, amen. |
7 Zie, hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien ook wie hem doorstoken hebben. Alle volksstammen der aarde zullen over hem rouw bedrijven. Ja. Amen. |
7 Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen. |
7 Voici, il vient avec les nuées. Et tout oeil le verra, même ceux qui l'ont percé; et toutes les tribus de la terre se lamenteront à cause de lui. Oui. Amen! |
8 Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige. |
8 Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde, zegt God de Heer, die is en die was en die komt, de Almachtige. |
8 Ik ben de Alfa en de Omega, zegt de Heere God, Hij die is en was en komt, de Albeheerscher. |
8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige. |
8 Je suis l'alpha et l'oméga, dit le Seigneur Dieu, celui qui est, qui était, et qui vient, le Tout-Puissant. |
9 Ik, Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en [in] de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het Woord Gods, en om de getuigenis van Jezus Christus. |
9 Ik, Johannes, die ook uw broeder en medegenoot ben in de droefenis en in het rijk en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, Patmos genaamd, om het woord Gods en de getuigenis van Jezus Christus. |
9 Ik, Johannes, uw broeder en die met u deel heb aan de verdrukkingen en het koningsschap en het geduld, in de gemeenschap met Jezus, was op het eiland dat Patmos heet om het woord Gods en de getuigenis omtrent Jezus. |
9 Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus. |
9 Moi Jean, votre frère, et qui ai part avec vous à la tribulation et au royaume et à la persévérance en Jésus, j'étais dans l'île appelée Patmos, à cause de la parole de Dieu et du témoignage de Jésus. |
10 [En] ik was in den geest op den dag des Heeren; en ik hoorde achter mij een grote stem, als van een bazuin, |
10 Ik was in den Geest, op den dag des Heren, en hoorde achter mij ene grote stem als van ene bazuin, |
10 Toen ik daar eens, op den dag des Heeren, in geestvervoering was, hoorde ik achter mij een stem, luid als van een bazuin, |
10 Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin, |
10 Je fus ravi en esprit au jour du Seigneur, et j'entendis derrière moi une voix forte, comme le son d'une trompette, |
11 Zeggende: Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste; en hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek, en zend het aan de zeven Gemeenten, die in Azie zijn, [namelijk] naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamus, en naar Thyatire, en naar Sardis, en naar Filadelfia, en naar Laodicea. |
11 die zeide: Ik ben de Alpha en de Omega, de eerste en de laatste; en hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek, en zend het aan de gemeenten in Azië, namelijk naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamus, en naar Thyatíra, en naar Sardes, en naar Filadelfía, en naar Laodicéa. |
11 zeggen: Schrijf wat gij ziet in een boek en zend dat aan de zeven gemeenten Efeze, Smyrna, Pergamum, Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea. |
11 Zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en naar Laodicea. |
11 qui disait: Ce que tu vois, écris-le dans un livre, et envoie-le aux sept Eglises, à Ephèse, à Smyrne, à Pergame, à Thyatire, à Sardes, à Philadelphie, et à Laodicée. |
12 En ik keerde mij om, om te zien de stem, die met mij gesproken had; en mij omgekeerd hebbende, zag ik zeven gouden kandelaren; |
12 En ik keerde mij om, om te zien naar de stem, die met mij sprak; en toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, |
12 Hierop keerde ik mij om om te zien van waar de stem die met mij sprak kwam, en toen ik mij omgekeerd had, zag ik zeven gouden kandelaren, |
12 En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, |
12 Je me retournai pour connaître quelle était la voix qui me parlait. Et, après m'être retourné, je vis sept chandeliers d'or, |
13 En in het midden van de zeven kandelaren Een, den Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel; |
13 en in het midden der zeven kandelaren enen, die was gelijk eens mensen zoon, gekleed met een lang gewaad, en omgord om de borst met een gouden gordel. |
13 en in het midden daarvan iemand die het uiterlijk had van een mensenzoon, getooid met een tot de voeten neerhangend kleed, de borst omgord met een gouden gordel; |
13 En te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel; |
13 et, au milieu des sept chandeliers, quelqu'un qui ressemblait à un fils d'homme, vêtu d'une longue robe, et ayant une ceinture d'or sur la poitrine. |
14 En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte wol, gelijk sneeuw; en Zijn ogen gelijk een vlam vuurs; |
14 Zijn hoofd en zijn haar was wit gelijk witte wol, gelijk sneeuw, en zijne ogen waren als ene vuurvlam; |
14 hoofd en haren waren wit als sneeuwwitte wol, de ogen geleken een vuurvlam, |
14 En zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam; |
14 Sa tête et ses cheveux étaient blancs comme de la laine blanche, comme de la neige; ses yeux étaient comme une flamme de feu; |
15 En Zijn voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven; en Zijn stem als een stem van vele wateren. |
15 en zijne voeten waren als blinkend koper, dat in den oven gloeit, en zijne stem als het geruis van grote wateren; |
15 de voeten op in den oven gegloeid metaal, en zijn stem was als het gedruis van vele wateren; |
15 En zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren. |
15 ses pieds étaient semblables à de l'airain ardent, comme s'il eût été embrasé dans une fournaise; et sa voix était comme le bruit de grandes eaux. |
16 En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was, gelijk de zon schijnt in haar kracht. |
16 en hij had zeven sterren in zijne rechterhand; en uit zijnen mond ging een scherp tweesnijdend zwaard; en zijn aangezicht lichtte als de zon in hare kracht. |
16 in de rechterhand had hij zeven sterren, en uit zijn mond kwam een scherp tweesnijdend zwaard; zijn aanblik was als die van de zon, wanneer zij in volle kracht schittert. |
16 En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar kracht. |
16 Il avait dans sa main droite sept étoiles. De sa bouche sortait une épée aiguë, à deux tranchants; et son visage était comme le soleil lorsqu'il brille dans sa force. |
17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; |
17 En toen ik hem zag, viel ik neder voor zijne voeten als een dode, en hij leide zijne rechterhand op mij, en zeide tot mij: Vrees niet; ik ben de eerste en de laatste, |
17 Hem ziende, viel ik aan zijn voeten, als dood, neer; maar hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Vrees niet; ik ben de eerste en laatste, |
17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, |
17 Quand je le vis, je tombai à ses pieds comme mort. Il posa sur moi sa main droite en disant: Ne crains point! Je suis le premier et le dernier, |
18 En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. |
18 en de levende; en ik was dood, en zie, ik ben levend van eeuwigheid tot eeuwigheid; en ik heb de sleutels van den dood en het dodenrijk. |
18 en de levende; ik was dood en zie, ik leef tot in alle eeuwigheid en bezit de sleutels van den Dood en de Onderwereld. |
18 En de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. |
18 et le vivant. J'étais mort; et voici, je suis vivant aux siècles des siècles. Je tiens les clefs de la mort et du séjour des morts. |
19 Schrijf, hetgeen gij gezien hebt, en hetgeen is, en hetgeen geschieden zal na dezen: |
19 Schrijf wat gij gezien hebt, en hetgeen is, en hetgeen hierna geschieden zal, |
19 Schrijf dan wat gij gezien hebt op, en wat nu is, en wat nadezen geschieden zal. |
19 Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal. |
19 Ecris donc les choses que tu as vues, et celles qui sont, et celles qui doivent arriver après elles, |
20 De verborgenheid der zeven sterren, die gij gezien hebt in Mijn rechter [hand], en de zeven gouden kandelaren. De zeven sterren zijn de engelen der zeven Gemeenten; en de zeven kandelaren, die gij gezien hebt, zijn de zeven Gemeenten. |
20 de verborgenheid der zeven sterren, welke gij gezien hebt in mijne rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: De zeven sterren zijn de Engelen der zeven gemeenten, en de zeven kandelaren, welke gij gezien hebt, zijn de zeven gemeenten. |
20 Het geheim van de zeven sterren die gij gezien hebt in mijn rechterhand en van de zeven gouden kandelaren is dit: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de zeven kandelaren zijn zeven gemeenten. |
20 Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten. |
20 le mystère des sept étoiles que tu as vues dans ma main droite, et des sept chandeliers d'or. Les sept étoiles sont les anges des sept Eglises, et les sept chandeliers sont les sept Eglises. |