|
1 En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel; [namelijk] zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd. |
1 En ik zag een ander teken in den hemel, dat was groot en wonderbaar: zeven Engelen, die de laatste zeven plagen hadden; want daarmede was de toorn Gods geëindigd. |
1 Een ander groot en verbazingwekkend wonderteken zag ik aan den hemel, namelijk zeven engelen met zeven plagen, de laatste, omdat de toorn Gods daarmee een einde nam. |
1 En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen, die de zeven laatste plagen hadden, want daarmede is de gramschap Gods voleindigd. |
1 Puis je vis dans le ciel un autre signe, grand et admirable: sept anges, qui tenaient sept fléaux, les derniers, car par eux s'accomplit la colère de Dieu. |
2 En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, [en] van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods; |
2 En ik zag als ene glazen zee met vuur vermengd, en die de overwinning behaald hadden op het dier en zijn beeld en op het getal zijns naams, staande aan de glazen zee, met harpen Gods. |
2 Ik zag dan iets als een, met vuur gemengde, glazen zee, en hen die als overwinnaars kwamen uit den strijd met het Beest, zijn beeld en het getalcijfer van zijn naam. Zij stonden aan die glazen zee, Gods citers in de hand, |
2 En ik zag [iets] als een zee van glas met vuur vermengd, en de overwinnaars van het beest en van zijn beeld en van het getal van zijn naam, staande aan de glazen zee, met de citers Gods. |
2 Et je vis comme une mer de verre, mêlée de feu, et ceux qui avaient vaincu la bête, et son image, et le nombre de son nom, debout sur la mer de verre, ayant des harpes de Dieu. |
3 En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen! |
3 En zij zongen het lied van Mozes, den knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende: Groot en wonderbaar zijn uwe werken, Heer, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn uwe wegen, Gij Koning der volken. |
3 en zongen het lied van Mozes, Gods dienstknecht, en het lied van het Lam, aldus: Groot en verwonderlijk zijn uw werken, Heere God, Albeheerscher, Gerecht en waar zijn uw wegen, Koning der volken. |
3 En zij zingen het lied van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam, zeggende: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Here God, Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Gij, Koning der volkeren! |
3 Et ils chantent le cantique de Moïse, le serviteur de Dieu, et le cantique de l'agneau, en disant: Tes oeuvres sont grandes et admirables, Seigneur Dieu tout-puissant! Tes voies sont justes et véritables, roi des nations! |
4 Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam [niet] verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden. |
4 Wie zou u niet vrezen, Heer, en uwen naam niet prijzen? Want Gij alleen zijt heilig; want alle volken zullen komen en U aanbidden, omdat uwe oordelen zijn openbaar geworden. |
4 Wie zou U, Heer, niet vrezen en uw naam niet verheerlijken? Want Gij alleen zijt heilig, en alle volken zullen komen en U aanbidden, omdat openbaar is geworden hoe Gij gericht houdt. |
4 Wie zou niet vrezen, Here, en uw naam niet verheerlijken? Immers, Gij alleen zijt heilig. Want alle volken zullen komen en zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden. |
4 Qui ne craindrait, Seigneur, et ne glorifierait ton nom? Car seul tu es saint. Et toutes les nations viendront, et se prosterneront devant toi, parce que tes jugements ont été manifestés. |
5 En na dezen zag ik, en ziet, de tempel des tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend. |
5 Daarna zag ik en zie, de tempel van den Tabernakel der getuigenis in den hemel werd geopend; |
5 Daarna zag ik, hoe het heiligdom van de tent der getuigenis in den hemel geopend werd |
5 En daarna zag ik, en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; |
5 Après cela, je regardai, et le temple du tabernacle du témoignage fut ouvert dans le ciel. |
6 En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels. |
6 en de zeven Engelen, die de zeven plagen hadden, gingen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels. |
6 en de zeven engelen met de zeven plagen uit het heiligdom traden, gekleed in rein, schitterend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. |
6 En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. |
6 Et les sept anges qui tenaient les sept fléaux sortirent du temple, revêtus d'un lin pur, éclatant, et ayant des ceintures d'or autour de la poitrine. |
7 En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft. |
7 En een van de vier dieren gaf aan de zeven Engelen zeven gouden schalen, vol van den toorn van God, die van eeuwigheid tot eeuwigheid leeft. |
7 En een der vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van den toorn van God, van Hem die leeft tot in alle eeuwigheid. |
7 En een van de vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden. |
7 Et l'un des quatre êtres vivants donna aux sept anges sept coupes d'or, pleines de la colère du Dieu qui vit aux siècles des siècles. |
8 En de tempel werd vervuld met rook uit de heerlijkheid Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geeindigd waren. |
8 En de tempel werd vol rook van de heerlijkheid Gods en van zijne kracht; en niemand kon in den tempel gaan, totdat de zeven plagen der zeven Engelen voleindigd waren. |
8 Het heiligdom werd vanwege Gods heerlijkheid en kracht met rook vervuld, en niemand kon het heiligdom binnentreden voordat de zeven plagen der zeven engelen voltrokken waren. |
8 En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen der zeven engelen voleindigd waren. |
8 Et le temple fut rempli de fumée, à cause de la gloire de Dieu et de sa puissance; et personne ne pouvait entrer dans le temple, jusqu'à ce que les sept fléaux des sept anges fussent accomplis. |