|
1 Judas, een dienstknecht van Jezus Christus, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en [door] Jezus Christus bewaard: |
1 Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die geheiligd zijn in God, den Vader, en bewaard voor Jezus Christus: |
1 Judas, dienstknecht van Jezus Christus en broeder van Jacobus, aan de in God den Vader geliefde en voor Jezus Christus bewaarde uitverkorenen: |
1 Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en een broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die in God, de Vader, geliefd en voor Jezus Christus bewaard zijn: |
1 Jude, serviteur de Jésus-Christ, et frère de Jacques, à ceux qui ont été appelés, qui sont aimés en Dieu le Père, et gardés pour Jésus Christ: |
2 Barmhartigheid, en vrede, en liefde zij [u] vermenigvuldigd. |
2 Barmhartigheid en vrede en liefde worde u vermenigvuldigd! |
2 barmhartigheid, vrede en liefde mogen u in ruime mate ten deel vallen. |
2 Barmhartigheid, vrede en liefde worde u vermenigvuldigd. |
2 que la miséricorde, la paix et la charité vous soient multipliées! |
3 Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemene zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en [u] te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is. |
3 Geliefden, terwijl ik allen ijver had om u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, ben ik genoodzaakt u te schrijven om u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is. |
3 Geliefden, daar ik mij met alle macht beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, achtte ik het nodig u een vermaning te schrijven: dat gij strijden moet voor het geloof dat eens[ -]voor[ -]al aan de heiligen is overgeleverd. |
3 Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. |
3 Bien-aimés, comme je désirais vivement vous écrire au sujet de notre salut commun, je me suis senti obligé de le faire afin de vous exhorter à combattre pour la foi qui a été transmise aux saints une fois pour toutes. |
4 Want er zijn sommige mensen ingeslopen, die eertijds tot ditzelfde oordeel te voren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den enigen Heerser, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen. |
4 Want er zijn sommige mensen ingeslopen, reeds lang te voren tot dit oordeel opgeschreven, goddelozen, die de genade onzes Gods tot ongebondenheid misbruiken, en verloochenen onzen Heere jezus Christus, den enigen Heerser. |
4 Want er zijn enige mensen binnengedrongen, sinds lang opgeschreven voor die veroordeling, goddelozen, die de genade van onzen God veranderen in liederlijkheid en onzen enigen Meester en Heer Jezus Christus verloochenen. |
4 Want er zijn zekere mensen binnengeslopen (reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven) goddelozen, die de genade van onze God in losbandigheid veranderen en onze enige Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen. |
4 Car il s'est glissé parmi vous certains hommes, dont la condamnation est écrite depuis longtemps, des impies, qui changent la grâce de notre Dieu en dissolution, et qui renient notre seul maître et Seigneur Jésus-Christ. |
5 Maar ik wil u indachtig maken, als die dit eenmaal weet, dat de Heere, het volk uit Egypteland verlost hebbende, wederom degenen, die niet geloofden, verdorven heeft. |
5 Maar ik wil u, als die eenmaal dit alles weet, indachtig maken, dat de Heer, nadat Hij het volk uit Egypte verlost had, naderhand degenen verdelgde, die niet geloofden. |
5 Nu wil ik u in gedachtenis brengen u, die eens[ -]voor[ -]al alles weet dat de Heer, na zijn volk uit Egypteland verlost te hebben, ten tweeden male de ongelovigen heeft omgebracht, |
5 Maar ik wil u te binnen brengen (gij hebt het immers alles eens voor goed vernomen) dat de Here een volk uit het land Egypte verlost heeft, maar een andermaal hen, die niet tot geloof gekomen waren, verdelgd heeft; |
5 Je veux vous rappeler, à vous qui savez fort bien toutes ces choses, que le Seigneur, après avoir sauvé le peuple et l'avoir tiré du pays d'Egypte, fit ensuite périr les incrédules; |
6 En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben, heeft Hij tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. |
6 Ook de Engelen, die hun eersten staat niet behielden, maar hunne eigen behuizing verlieten, heeft Hij tot het oordeel des groten dags bewaard met eeuwige banden in de duisternis; |
6 en dat hij de engelen die voor hun heerschappij niet gezorgd, maar hun eigen woonsteden verlaten hebben, tot het gericht van den groten dag, met eeuwige boeien door de duisternis bedekt, heeft bewaard; |
6 En dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder donkerheid heeft bewaard gehouden; |
6 qu'il a réservé pour le jugement du grand jour, enchaînés éternellement par les ténèbres, les anges qui n'ont pas gardé leur dignité, mais qui ont abandonné leur propre demeure; |
7 Gelijk Sodoma en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als deze gehoereerd hebben, en ander vlees zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs. |
7 gelijk ook Sodom en Gomorra en de omliggende steden, die op gelijke wijze als deze ontucht bedreven hebben en ander vlees achternagegaan zijn, tot een voorbeeld zijn gesteld, en lijden de straf van het eeuwige vuur. |
7 zoals ook Sodom en Gomorra en de omliggende steden, die evenals zij ontucht bedreven en aan onnatuurlijke lusten toegegeven hadden, daar als een voorbeeld liggen van de straf door het eeuwige vuur. |
7 Zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur. |
7 que Sodome et Gomorrhe et les villes voisines, qui se livrèrent comme eux à l'impudicité et à des vices contre nature, sont données en exemple, subissant la peine d'un feu éternel. |
8 Desgelijks evenwel ook dezen, in slaap gebracht zijnde, verontreinigen het vlees, en verwerpen de heerschappij, en lasteren de heerlijkheden. |
8 Desgelijks zijn ook deze dromers, die het vlees bevlekken, en de heerschappijen verachten, en de majesteiten lasteren. |
8 Eveneens bevlekken ook zij, in dromen bevangen, hun vlees, minachten de Heerschappij en smalen op de Heerlijkheden. |
8 Desgelijks bezoedelen ook deze dromenzieners hun vlees, verwerpen wat heerschappij heet en lasteren de heerlijkheden. |
8 Malgré cela, ces hommes aussi, entraînés par leurs rêveries, souillent pareillement leur chair, méprisent l'autorité et injurient les gloires. |
9 Maar Michael, de archangel, toen hij met den duivel twistte, en handelde van het lichaam van Mozes, durfde geen oordeel van lastering tegen [hem] voortbrengen, maar zeide: De Heere bestraffe u! |
9 Maar Michaël, de Aartsengel, toen hij met den duivel twistte, en met hem sprak over het lichaam van Mozes, durfde geen lasterlijk oordeel vellen, maar zeide: De Heer bestraffe u! |
9 Nu, de aartsengel Michael waagde het niet, toen hij met den Duivel over het lijk van Mozes twistte, een smalend oordeel te vellen, maar zeide: De Heer bestraffe u! |
9 Maar Michael, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u! |
9 Or, l'archange Michel, lorsqu'il contestait avec le diable et lui disputait le corps de Moïse, n'osa pas porter contre lui un jugement injurieux, mais il dit: Que le Seigneur te réprime! |
10 Maar dezen, hetgeen zij niet weten, dat lasteren zij; en hetgeen zij natuurlijk, als de onredelijke dieren, weten, in hetzelve verderven zij zich. |
10 Maar dezen lasteren hetgeen zij niet kennen; en wat zij van nature weten, gelijk de onredelijke dieren, daarin verderven zij zich. |
10 Maar die lieden smalen op dat waarvan zij niets weten; en in de dingen waarvan zij langs natuurlijken weg, als de redeloze dieren, wel verstand hebben, gaan zij te gronde. |
10 Zij echter lasteren al wat zij niet kennen en in hetgeen zij, gelijk de redeloze wezens, van nature weten, ligt hun verderf. |
10 Eux, au contraire, ils parlent d'une manière injurieuse de ce qu'ils ignorent, et ils se corrompent dans ce qu'ils savent naturellement comme les brutes. |
11 Wee hun, want zij zijn den weg van Kain ingegaan, en door de verleiding van het loon van Balaam zijn zij henengestort, en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan. |
11 Wee hun! want zij gaan Kaïns weg, en storten zich in de dwaling van Bileam om gewin, en vergaan als in het oproer van Korach. |
11 Wee over hen; want zij betreden den weg van Kain, laten zich, op loon belust, door Bileams bedrog meesleepen, en gaan te gronde door weerspannigheid van Korah. |
11 Wee hun, want zij zijn de weg van Kain opgegaan, zij zijn voor de verleiding van een Bileamsloon bezweken en door het verzet van een Korach ten onder gegaan. |
11 Malheur à eux! car ils ont suivi la voie de Caïn, ils se sont jetés pour un salaire dans l'égarement de Balaam, ils se sont perdus par la révolte de Coré. |
12 Dezen zijn vlekken in uw liefdemaaltijden, [en] als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelven zonder vreze; zij zijn waterloze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als bomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, [en] ontworteld; |
12 Dezen zijn vlekken in uwe liefdemaaltijden; zij brassen mede zonder schroom, en weiden zichzelve; zij zijn wolken zonder water, door de winden omgedreven; kale, onvruchtbare bomen, tweemaal verstorven en ontworteld; |
12 Dat zijn de schandvlekken op uw liefdemalen, zonder schroom meebrassend, zichzelf weidend, waterloze door winden voorbijgedreven wolken, bomen in den oogsttijd zonder vruchten, tweemaal gestorven, ontworteld, |
12 Dezen zijn de schandvlekken bij uw liefdemalen, zij, die zonder schroom tezamen feesten om zichzelf te weiden; wolken, die geen water geven, daar zij door winden voorbijgejaagd worden; bomen, die in de late herfst geen vrucht geven; tweemaal gestorven zijn zij en ontworteld; |
12 Ce sont des écueils dans vos agapes, faisant impudemment bonne chère, se repaissant eux-mêmes. Ce sont des nuées sans eau, poussées par les vents; des arbres d'automne sans fruits, deux fois morts, déracinés; |
13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt. |
13 wilde baren der zee, die hunne eigene schande opschuimen; dwalende sterren, voor welke de donkerheid der duisternis bewaard is in eeuwigheid. |
13 woeste zeegolven, die hun eigen schande, als schuim opwerpen, dwaalsterren, waarvoor de donkerte der duisternis voor eeuwig bewaard wordt. |
13 Wilde baren der zee, die hun eigen schande opschuimen; dwaalsterren. Voor hen is de donkerste duisternis voor eeuwig weggelegd. |
13 des vagues furieuses de la mer, rejetant l'écume de leurs impuretés; des astres errants, auxquels l'obscurité des ténèbres est réservée pour l'éternité. |
14 En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen; |
14 Van dezen ook heeft Henoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: "Zie, de Heer is gekomen met zijne heilige duizenden, |
14 Van hen heeft ook de zevende van Adam af, Henoch, aldus geprofeteerd: Zie, de Heer komt met zijn heilige duizendtallen, |
14 Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, |
14 C'est aussi pour eux qu'Enoch, le septième depuis Adam, a prophétisé en ces termes: Voici, le Seigneur est venu avec ses saintes myriades, |
15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege al de harde [woorden], die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. |
15 om gericht te houden over allen, en al hunne goddelozen te straffen, om alle werken van hun goddelozen wandel, met welke zij goddeloos geweest zijn, en om al het harde dat de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben". |
15 ten einde over allen gericht te houden en al de goddelozen te bestraffen om al de goddeloze werken die zij in goddeloosheid bedreven hebben en om al de ruwe woorden die de goddeloze zondaren tegen Hem hebben uitgesproken. |
15 Om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. |
15 pour exercer un jugement contre tous, et pour faire rendre compte à tous les impies parmi eux de tous les actes d'impiété qu'ils ont commis et de toutes les paroles injurieuses qu'ont proférées contre lui des pécheurs impies. |
16 Deze zijn murmureerders, klagers over hun staat, wandelende naar hun begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende zich over de personen om des voordeels wil. |
16 Dezen zijn het, die murmureren en over hun lot klagen, die naar hunne lusten wandelen; en hun mond spreekt opgeblazen woorden, terwijl zij de personen bewonderen om des voordeels wil. |
16 Dat zijn de murmureerders die op het noodlot schimpen, zich gedragen naar hun lusten, terwijl hun mond snorkend spreekt en zij groten vleien om er voordeel van te hebben. |
16 Dit zijn de morrenden, mokkend om hun lot, wandelende naar hun begeerten, maar hun mond spreekt hoogdravend, als zij om des voordeels wil [de] [mensen] in hun gezicht vleien. |
16 Ce sont des gens qui murmurent, qui se plaignent de leur sort, qui marchent selon leurs convoitises, qui ont à la bouche des paroles hautaines, qui admirent les personnes par motif d'intérêt. |
17 Maar geliefden, gedenkt gij der woorden, die voorzegd zijn van de apostelen van onzen Heere Jezus Christus; |
17 Maar gij, geliefden, gedenkt de woorden, die te voren gezegd zijn door de apostelen van onzen Heere Jezus Christus, |
17 Maar gij, geliefden, houdt in gedachtenis wat u voorspeld is door de apostelen van onzen Heer Jezus Christus; |
17 Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die voor dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus, |
17 Mais vous, bien-aimés, souvenez-vous des choses annoncées d'avance par les apôtres de notre Seigneur-Jésus Christ. |
18 Dat zij u gezegd hebben, dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen. |
18 toen zij u zeiden, dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hunne goddeloze lusten wandelen. |
18 want zij zeiden u: In den laatsten tijd zullen er spotters zijn die zich gedragen naar hun eigen goddeloze lusten. |
18 Dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen. |
18 Ils vous disaient qu'au dernier temps il y aurait des moqueurs, marchant selon leurs convoitises impies; |
19 Dezen zijn het, die zichzelven afscheiden, natuurlijke [mensen], den Geest niet hebbende. |
19 Dezen zijn het, die scheuringen maken, zinnelijke mensen, die geen geest hebben. |
19 Dat zijn zij die scheuring veroorzaken, zinlijke mensen, die den Geest niet hebben. |
19 Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben. |
19 ce sont ceux qui provoquent des divisions, hommes sensuels, n'ayant pas l'esprit. |
20 Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest; |
20 Maar gij, geliefden, bouwt uzelve op uw allerheiligst geloof, biddende m den Heiligen Geest; |
20 Maar gij, geliefden, bouwt uzelf op door uw allerheiligst geloof, bidt in den Heiligen Geest, |
20 Maar gij, geliefden, bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof en door te bidden in de Heilige Geest, |
20 Pour vous, bien-aimés, vous édifiant vous-mêmes sur votre très sainte foi, et priant par le Saint-Esprit, |
21 Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. |
21 bewaart uzelve in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven. |
21 bewaart uzelf in de liefde Gods, de barmhartigheid van onzen Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven verwachtend. |
21 Verwachtende de ontferming van onze Here Jezus Christus ten eeuwigen leven. |
21 maintenez-vous dans l'amour de Dieu, en attendant la miséricorde de notre Seigneur Jésus-Christ pour la vie éternelle. |
22 En ontfermt u wel eniger, onderscheid makende; |
22 En bestraft hen die twijfelen; |
22 Wel moet gij hen met wie gij, omdat zij twijfelen, medelijden hebt |
22 En weest ook barmhartig jegens sommigen, die twijfelen, |
22 Reprenez les uns, ceux qui contestent; |
23 Maar behoudt anderen door vreze, en grijpt ze uit het vuur; en haat ook den rok, die van het vlees bevlekt is. |
23 redt anderen door hen uit het vuur te rukken, ontfermt u over nog anderen met vreze, en haat ook het van het vlees besmette kleed. |
23 redden door hen met geweld uit het vuur te trekken, maar uw medelijden met anderen moet met vreze gepaard gaan, daar gij zelfs het kleed dat door het vlees bezoedeld is haat. |
23 Redt hen door hen uit het vuur te rukken, maar weest jegens anderen barmhartig in vreze, uit afkeer zelfs van het kleed, dat door het vlees bevlekt is. |
23 sauvez-en d'autres en les arrachant du feu; et pour d'autres encore, ayez une pitié mêlée de crainte, haïssant jusqu'à la tunique souillée par la chair. |
24 Hem nu, Die machtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid, in vreugde, |
24 Hem nu, die machtig is u voor struikelen te bewaren en voor het aangezicht zijner heerlijkheid onstraffelijk te stellen, met blijdschap, |
24 Hem die in staat is u voor struikelen te bewaren en vlekkeloos onder gejuich te plaatsen voor zijn heerlijkheid, |
24 Hem nu, die u voor struikelen kan behoeden en onberispelijk doen staan voor zijn heerlijkheid in grote vreugde, |
24 Or, à celui qui peut vous préserver de toute chute et vous faire paraître devant sa gloire irrépréhensibles et dans l'allégresse, |
25 Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen. |
25 den enigen God, onzen Zaligmaker, door Jezus Christus, onzen Heer, zij eer en majesteit, kracht en macht, Vóór alle eeuwen, en nu, en tot in alle eeuwigheid! Amen. |
25 den enigen God, onzen redder door Jezus Christus, onzen Heer, Hem zij heerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alle eeuwigheid en nu en tot in alle eeuwigheid. Amen. |
25 De enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here, heerlijkheid, majesteit, kracht en macht voor alle eeuwigheid, en nu en in alle eeuwigheden! Amen. |
25 Dieu seul, notre Sauveur, par Jésus-Christ notre Seigneur, soient gloire, majesté, force et puissance, dès avant tous les temps, et maintenant, et dans tous les siècles! Amen! |