|
1 Dat de broederlijke liefde blijve. |
1 Blijft vast in de broederliefde. |
1 Houde de broederliefde stand. |
1 Laat de broederlijke liefde blijven. |
1 Persévérez dans l'amour fraternel. |
2 Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd. |
2 Vergeet niet gastvrij te zijn; want daardoor hebben sommigen zonder het te weten Engelen geherbergd. |
2 Vergeet de gastvrijheid niet; dank zij haar hebben sommigen zonder het te weten engelen geherbergd. |
2 Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. |
2 N'oubliez pas l'hospitalité; car, en l'exerçant, quelques-uns ont logé des anges, sans le savoir. |
3 Gedenkt der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart; [en] dergenen, die kwalijk gehandeld worden, alsof gij ook zelven in het lichaam [kwalijk] [gehandeld] waart. |
3 Gedenkt aan de gebondenen, alsof gij medegebonden waart; en aan degenen die ongemak lijden, als die zelve ook nog in het lichaam leeft. |
3 Denkt aan de gevangenen als aan medegevangenen, aan mishandelden als die ook een lichaam hebt. |
3 Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart; aan hen, die mishandeld worden, als [mensen], die ook zelf een lichaam hebt. |
3 Souvenez-vous des prisonniers, comme si vous étiez aussi prisonniers; de ceux qui sont maltraités, comme étant aussi vous-mêmes dans un corps. |
4 Het huwelijk [is] eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen. |
4 De echt worde in ere gehouden bij allen, en het echtbed onbevlekt; maar de hoereerders en overspelers zal God oordelen. |
4 Eerbaar zij in ieder opzicht het huwelijk, het huwelijksbed onbevlekt; want hoereerders en overspelers zal God veroordelen. |
4 Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen. |
4 Que le mariage soit honoré de tous, et le lit conjugal exempt de souillure, car Dieu jugera les impudiques et les adultères. |
5 [Uw] wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten. |
5 [Uw] wandel zij zonder gierigheid, en vergenoegt u met hetgeen voorhanden is; want Hij zelf heeft gezegd: "lk zal u niet verlaten noch verzuimen"; |
5 Uw karakter zij niet geldgierig; weest tevreden met hetgeen gij bezit; want Hij heeft gezegd: Ik zal u begeven noch verlaten. |
5 Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. |
5 Ne vous livrez pas à l'amour de l'argent; contentez- vous de ce que vous avez; car Dieu lui-même a dit: Je ne te délaisserai point, et je ne t'abandonnerai point. |
6 Zodat wij vrijmoediglijk durven zeggen: De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen. |
6 zodat wij durven zeggen: "De Heer is mijn helper, en ik zal niet vrezen: wat zou een mens mij doen?" |
6 Dus kunnen wij moedig zeggen: De Heer is mijn helper, ik zal niet vrezen; wat zal een mens mij doen? |
6 Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
6 C'est donc avec assurance que nous pouvons dire: Le Seigneur est mon aide, je ne craindrai rien; Que peut me faire un homme? |
7 Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben; [en] volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst [hunner] wandeling. |
7 Gedenkt aan uwe leeraars, die u het woord Gods verkondigd hebben; ziet hun einde aan, en volgt hun geloof. |
7 Gedenkt uw voorgangers, hun die u het woord Gods verkondigd hebben; volgt hun geloof na, lettend op het uiteinde van hun wandel. |
7 Houdt uw voorgangers in gedachtenis, die het woord Gods tot u hebben gesproken; let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na. |
7 Souvenez-vous de vos conducteurs qui vous ont annoncé la parole de Dieu; considérez quelle a été la fin de leur vie, et imitez leur foi. |
8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. |
8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde, en in eeuwigheid. |
8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. |
8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. |
8 Jésus-Christ est le même hier, aujourd'hui, et éternellement. |
9 Wordt niet omgevoerd met verscheidene en vreemde leringen; want het is goed, dat het hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen, door welke geen nuttigheid bekomen hebben, die [daarin] gewandeld hebben. |
9 Laat u niet door menigerlei en vreemde leringen medesleepen; want het is ene kostelijke zaak, dat het hart vast worde, hetwelk geschiedt door genade, niet door spijzen, van welke zij geen nuttigheid hebben, die daarmede omgaan. |
9 Laat u niet meesleepen door veelsoortige en vreemde leringen; want het is goed dat het hart door genade versterkt wordt, niet door spijzen waarvan zij die ze gebruiken geen nut hebben. |
9 Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen; want het is goed, dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen: wie het hierin zochten, hebben er geen baat bij gevonden. |
9 Ne vous laissez pas entraîner par des doctrines diverses et étrangères; car il est bon que le coeur soit affermi par la grâce, et non par des aliments qui n'ont servi de rien à ceux qui s'y sont attachés. |
10 Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen. |
10 Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den Tabernakel dienen. |
10 Wij hebben een altaar waarvan zij die den tabernakel bedienen niet eten mogen. |
10 Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten. |
10 Nous avons un autel dont ceux qui font le service au tabernacle n'ont pas le pouvoir de manger. |
11 Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats. |
11 Want van de dieren, welker bloed gedragen wordt door den Hogepriester in het heiligdom voor de zonde, worden de lichamen verbrand buiten de legerplaats. |
11 Want de lichamen der dieren welker bloed tot delging van zonde in het heiligdom door den hogepriester gebracht wordt worden buiten de legerplaats verbrand. |
11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. |
11 Les corps des animaux, dont le sang est porté dans le sanctuaire par le souverain sacrificateur pour le péché, sont brûlés hors du camp. |
12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. |
12 Daarom heeft ook Jezus, opdat hij het volk zou heiligen door zijn eigen bloed, geleden buiten de poort. |
12 Daarom ook heeft Jezus, om door zijn bloed het volk te heiligen, buiten de poort geleden. |
12 Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden. |
12 C'est pour cela que Jésus aussi, afin de sanctifier le peuple par son propre sang, a souffert hors de la porte. |
13 Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. |
13 Zo laat ons dan tot hem uitgaan buiten de legerplaats, en zijne smaadheid dragen; |
13 Laten wij dus tot hem uitgaan buiten de legerplaats, zijn smaad dragend; |
13 Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen. |
13 Sortons donc pour aller à lui, hors du camp, en portant son opprobre. |
14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. |
14 want wij hebben hier geen blijvende stad, maar de toekomende zoeken wij. |
14 want wij hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende. |
14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. |
14 Car nous n'avons point ici-bas de cité permanente, mais nous cherchons celle qui est à venir. |
15 Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen, die Zijn Naam belijden. |
15 Zo laat ons nu door hem altijd Gode offeren het lofoffer, dat is: de vrucht der lippen, die zijnen naam belijden. |
15 Wij willen dus door hem gedurig een lofoffer aan God opdragen, dat wil zeggen: De vrucht van lippen die zijn naam belijden. |
15 Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden. |
15 Par lui, offrons sans cesse à Dieu un sacrifice de louange, c'est-à-dire le fruit de lèvres qui confessent son nom. |
16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen. |
16 Vergeet niet wel te doen en mede te delen; want zulke offers behagen Gode. |
16 Vergeet niet wel te doen en mee te delen; want in zulke offers heeft God welgevallen. |
16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen. |
16 Et n'oubliez pas la bienfaisance et la libéralité, car c'est à de tels sacrifices que Dieu prend plaisir. |
17 Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig. |
17 Zijt uwen leeraren gehoorzaam en onderdanig; want zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap daarvan zullen geven; opdat zij het met vreugde doen en niet met zuchten, want dat is u niet goed. |
17 Gehoorzaamt uw voorgangers en voegt u naar hen; want als mensen die eens rekenschap zullen afleggen waken zij over uw ziel. Zorgt dat zij dit met vreugde doen en niet zuchtend; want dat is voor u niet heilzaam. |
17 Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u [aan] [hen], want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen. |
17 Obéissez à vos conducteurs et ayez pour eux de la déférence, car ils veillent sur vos âmes comme devant en rendre compte; qu'il en soit ainsi, afin qu'ils le fassent avec joie, et non en gémissant, ce qui ne vous serait d'aucun avantage. |
18 Bidt voor ons; want wij vertrouwen, dat wij een goed geweten hebben, als die in alles willen eerlijk wandelen. |
18 Bidt voor ons. Onze troost is, dat wij een goed geweten hebben, en dat wij ons benaarstigen een goeden wandel te leiden bij allen. |
18 Bidt voor ons; want wij vertrouwen een zuiver geweten te hebben, daar wij ons in allen dele goed willen gedragen. |
18 Bidt voor ons, want wij vertrouwen, dat wij een goed geweten hebben, daar wij in alle opzichten de rechte weg willen gaan. |
18 Priez pour nous; car nous croyons avoir une bonne conscience, voulant en toutes choses nous bien conduire. |
19 En ik bid [u] te meer, dat gij dit doet, opdat ik te eerder ulieden moge wedergegeven worden. |
19 En ik vermaan u te meer dat te doen, opdat ik op het spoedigst u wedergegeven worde. |
19 Te nadrukkelijker vermaan ik u dit te doen, opdat ik te eerder aan u teruggegeven worde. |
19 Met des te meer nadruk vermaan ik [u] dit te doen, opdat ik u te eerder teruggegeven moge worden. |
19 C'est avec instance que je vous demande de le faire, afin que je vous sois rendu plus tôt. |
20 De God nu des vredes, Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments, uit de doden heeft wedergebracht, [namelijk] onze Heere Jezus Christus, |
20 De God nu des vredes, die uit de doden uitgeleid heeft den groten Herder der schapen, door het bloed van een eeuwig verbond, onzen Heere Jezus, |
20 De God nu des vredes, die den groten herder der schapen, onzen Heer Jezus, door het bloed van het eeuwig verbond uit de doden heeft doen opstaan, |
20 De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, |
20 Que le Dieu de paix, qui a ramené d'entre les morts le grand pasteur des brebis, par le sang d'une alliance éternelle, notre Seigneur Jésus, |
21 Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. |
21 die volmake u in alle goede werken om zijnen wil te doen, en werke in u hetgeen voor hem welbehaaglijk is, door Jezus Christus, wien ere zij van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen. |
21 ruste u toe met alwat goed is; zodat gij zijn wil doet. Hij scheppe in ons wat in zijn oog welgevallig is door Jezus Christus, die tot in alle eeuwigheid de heerlijkheid ontvange. Amen. |
21 Bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid Amen. |
21 vous rende capables de toute bonne oeuvre pour l'accomplissement de sa volonté, et fasse en vous ce qui lui est agréable, par Jésus-Christ, auquel soit la gloire aux siècles des siècles! Amen! |
22 Doch ik bid u, broeders, verdraagt het woord dezer vermaning; want ik heb u in het kort geschreven. |
22 En ik vermaan u, broeders, houdt mij het woord der vermaning ten goede; want ik heb u in het kort geschreven. |
22 Ik vermaan u, broeders, duldt het woord der vermaning; want in weinige woorden heb ik het u geschreven. |
22 Ik vermaan u, broeders, houdt mij dit woord van vermaning ten goede, want ik schrijf u maar kort. |
22 Je vous prie, frères, de supporter ces paroles d'exhortation, car je vous ai écrit brièvement. |
23 Weet, dat de broeder Timotheus losgelaten is, met welken (zo hij haast komt) ik u zal zien. |
23 Weet, dat de broeder Timótheüs weder losgelaten is, met welken--zo hij welhaast komt--ik u zien zal. |
23 Weet dat onze broeder Timoteüs op vrije voeten gesteld is. Wanneer hij spoedig komt, hoop ik met hem u te komen zien. |
23 Weet, dat onze broeder Timoteus in vrijheid gesteld is; als hij spoedig komt, zal ik met hem u bezoeken. |
23 Sachez que notre frère Timothée a été relâché; s'il vient bientôt, j'irai vous voir avec lui. |
24 Groet al uw voorgangeren, en al de heiligen. U groeten die van Italie zijn. |
24 Groet al uwe leeraars en al de heiligen. U groeten de broeders uit Italië. |
24 Groet al uw voorgangers en alle heiligen. U groeten de Italianen. |
24 Groet al uw voorgangers en al de heiligen. De broeders uit Italie laten u groeten. |
24 Saluez tous vos conducteurs, et tous les saints. Ceux d'Italie vous saluent. |
25 De genade zij met u allen. Amen. |
25 De genade zij met u allen! Amen. |
25 De genade zij met u allen. |
25 De genade zij met u allen. |
25 Que la grâce soit avec vous tous! Amen! |