|
1 De dienstknechten, zovelen als er onder het juk zijn, zullen hun heren alle eer waardig achten, opdat de Naam van God, en de leer niet gelasterd worde. |
1 Zovelen onder het juk zijn als knechten zullen hunne heren alle eer waardig achten, opdat de naam Gods en de leer niet gelasterd worde. |
1 Allen die het slavenjuk dragen moeten hun meesters alle eerbetoon waardig rekenen, opdat de naam Gods en de leer niet gesmaad worden. |
1 Allen, die onder een slavenjuk zijn, moeten hun meesters alle eer waardig achten, opdat de naam Gods en de leer geen smaad lijden. |
1 Que tous ceux qui sont sous le joug de la servitude regardent leurs maîtres comme dignes de tout honneur, afin que le nom de Dieu et la doctrine ne soient pas blasphémés. |
2 En die gelovige heren hebben, zullen hen niet verachten, omdat zij broeders zijn; maar zullen hen te meer dienen, omdat zij gelovig en geliefd zijn, als die deze weldaad mede deelachtig zijn. Leer en vermaan deze dingen. |
2 En die gelovige heren hebben, zullen dezen niet verachten, omdat zij broeders zijn, maar zij zullen te meer dienstbaar zijn, dewijl zij gelovigen zijn en geliefden, die deze weldaad deelachtig zijn. Leer en vermaan dit. |
2 Zij die gelovigen tot meesters hebben mogen hen niet minder eren omdat zij broeders zijn, maar moeten hen te meer dienen, omdat zij gelovigen zijn en geliefden, die volijverig weldadigheid bewijzen. Zo moet gij leren en vermanen. |
2 Zij, die gelovige meesters hebben, moeten hen niet geringschatten, omdat zij broeders zijn, doch des te betere slaven wezen, omdat [hun] [meesters] gelovigen en geliefden zijn, die zich beijveren wel te doen. Leer en vermaan in deze zin. |
2 Et que ceux qui ont des fidèles pour maîtres ne les méprisent pas, sous prétexte qu'ils sont frères; mais qu'ils les servent d'autant mieux que ce sont des fidèles et des bien-aimés qui s'attachent à leur faire du bien. Enseigne ces choses et recommande-les. |
3 Indien iemand een andere leer leert, en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onzen Heere Jezus Christus, en met de leer, die naar de godzaligheid is, |
3 Indien iemand iets vreemds leert, en niet blijft bij de heilzame woorden van onzen Heere Jezus Christus, en bij de leer van de godzaligheid, |
3 Brengt iemand een vreemde leer, zonder zich te houden aan de gezonde woorden van onzen Heer Jezus Christus, en aan de leer die bij de vroomheid past, |
3 Indien iemand een andere leer verkondigt en zich niet voegt naar de gezonde woorden van onze Here Jezus Christus en de leer der godsvrucht, |
3 Si quelqu'un enseigne de fausses doctrines, et ne s'attache pas aux saines paroles de notre Seigneur Jésus-Christ et à la doctrine qui est selon la piété, |
4 Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent [twist] vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen. |
4 die is opgeblazen en weet niets, maar lijdt aan twistvragen en woordenstrijd, waaruit ontstaan nijd, twist, lastering, kwaad vermoeden, |
4 die is opgeblazen, daar hij er niets van begrijpt, maar een ziekelijk vermaak heeft in twistvragen en woordenstrijd, waaruit nijd voortkomt, twist, laster, boze argwaan, |
4 Dan is hij opgeblazen, hoewel hij niets weet, en heeft hij een zwak voor geschillen en haarkloverijen, een bron van nijd, twist, lasteringen, kwade vermoedens, |
4 il est enflé d'orgueil, il ne sait rien, et il a la maladie des questions oiseuses et des disputes de mots, d'où naissent l'envie, les querelles, les calomnies, les mauvais soupçons, |
5 Verkeerde krakelingen van mensen, die een verdorven verstand hebben, en van de waarheid beroofd zijn, menende, dat de godzaligheid een gewin zij. Wijk af van dezulken. |
5 onenigheid van zulke mensen, die bedorven van zin en van de waarheid beroofd zijn, die menen, dat de godzaligheid een middel tot gewin zij. Scheid u af van dezulken. |
5 harrewarrerijen van mensen die niet recht bij hun verstand zijn en alle inzicht in de waarheid verloren hebben, daar zij denken dat met de godsvrucht iets te verdienen is. |
5 En geharrewar bij mensen die niet helder meer zijn van denken en het spoor der waarheid bijster geraakt zijn, daar zij de godsvrucht als iets winstgevends beschouwen. |
5 les vaines discussions d'hommes corrompus d'entendement, privés de la vérité, et croyant que la piété est une source de gain. |
6 Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. |
6 Doch het is een groot gewin godzalig te zijn, en zich te vergenoegen. |
6 Nu, er is met godsvrucht veel te verdienen, indien zij met tevredenheid gepaard gaat. |
6 Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, [indien] [zij] [gepaard] [gaat] met tevredenheid. |
6 C'est, en effet, une grande source de gain que la piété avec le contentement; |
7 Want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. |
7 Want wij hebben niets in de wereld gebracht; daarom is het duidelijk, dat wij er ook niets kunnen uitbrengen. |
7 Want wij hebben niets in de wereld meegebracht, omdat wij er ook niets uit kunnen meenemen. |
7 Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. |
7 car nous n'avons rien apporté dans le monde, et il est évident que nous n'en pouvons rien emporter; |
8 Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. |
8 Maar, als wij kost en klederen hebben, zo laat ons dan vergenoegd zijn. |
8 Hebben wij dus voedsel en dekking, dan zullen wij daarmee genoegen nemen. |
8 Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. |
8 si donc nous avons la nourriture et le vêtement, cela nous suffira. |
9 Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en [in] den strik, en [in] vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. |
9 Want wie rijk willen worden, vallen in verzoeking en strikken, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen verzinken in het verderf en de verdoemenis. |
9 Zij daarentegen die rijk willen worden vallen in verzoeking, in een strik en in vele domme en schadelijke begeerten, die de mensen ten ondergang brengen en in het verderf storten. |
9 Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. |
9 Mais ceux qui veulent s'enrichir tombent dans la tentation, dans le piège, et dans beaucoup de désirs insensés et pernicieux qui plongent les hommes dans la ruine et la perdition. |
10 Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken. |
10 Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad; en sommigen, die zich daaraan hebben overgegeven, zijn van het geloof afgedwaald, en hebben zichzelven vele smarten berokkend. |
10 Want de geldgierigheid is de wortel van alle kwaad. Door zich aan haar over te geven zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zichzelf vele smarten op den hals gehaald. |
10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord. |
10 Car l'amour de l'argent est une racine de tous les maux; et quelques-uns, en étant possédés, se sont égarés loin de la foi, et se sont jetés eux-mêmes dans bien des tourments. |
11 Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid. |
11 Maar gij, o man Gods, vlied dit alles, en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, standvastigheid, zachtmoedigheid. |
11 Maar gij, mens Gods, wacht u daarvoor; jaag naar gerechtigheid, vroomheid, geloof, liefde, geduld, zachtmoedigheid; |
11 Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. |
11 Pour toi, homme de Dieu, fuis ces choses, et recherche la justice, la piété, la foi, la charité, la patience, la douceur. |
12 Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. |
12 Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp aan het eeuwige leven, tot hetwelk gij geroepen zijt, en ene goede belijdenis hebt beleden voor vele getuigen. |
12 strijd den goeden strijd des geloofs, verwerf het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt, zoals gij erkend hebt toen gij voor vele getuigen de goede belijdenis aflegdet. |
12 Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen. |
12 Combats le bon combat de la foi, saisis la vie éternelle, à laquelle tu as été appelé, et pour laquelle tu as fait une belle confession en présence d'un grand nombre de témoins. |
13 Ik beveel u voor God, Die alle ding levend maakt, en [voor] Christus Jezus, Die onder Pontius Pilatus de goede belijdenis betuigd heeft, |
13 Ik gebied u voor God, die alle dingen levend maakt, en voor Christus Jezus, die onder Pontius Pilatus de goede belijdenis betuigd heeft, |
13 Ik beveel u voor het oog van God, die aan alles het leven geeft, en van Christus Jezus, die voor Pontius Pilatus de goede belijdenis heeft afgelegd, |
13 Ik beveel voor God, die alle leven wekt, en voor Christus Jezus, die de goede belijdenis voor Pontius Pilatus betuigd heeft, |
13 Je te recommande, devant Dieu qui donne la vie à toutes choses, et devant Jésus-Christ, qui fit une belle confession devant Ponce Pilate, |
14 Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt [en] onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus; |
14 dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus, |
14 mijn geboden vlekkeloos en onberispelijk in acht te nemen tot de verschijning van onzen Heer Jezus Christus, |
14 Dat gij dit gebod onbevlekt en onberispelijk handhaaft tot de verschijning van onze Here Jezus Christus, |
14 de garder le commandement, et de vivre sans tache, sans reproche, jusqu'à l'apparition de notre Seigneur Jésus Christ, |
15 Welke te Zijner tijd vertonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen, en Heere der heren; |
15 welke te zijner tijd vertonen zal de zalige en alleen machtige heerser, de Koning der koningen en Heer der heren, |
15 die te rechter tijd geopenbaard zal worden door den zaligen en enigen Heerscher, den Koning der koningen, den Heer der heren, |
15 Welke te zijner tijd de zalige en enige Heerser zal doen aanschouwen, de Koning der koningen en de Here der Heren, |
15 que manifestera en son temps le bienheureux et seul souverain, le roi des rois, et le Seigneur des seigneurs, |
16 Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. |
16 die alleen onsterfelijkheid heeft, die in een licht woont, tot hetwelk niemand komen kan; dien geen mens gezien heeft, noch zien kan; wien ere zij en eeuwige heerschappij! Amen. |
16 die alleen de onsterfelijkheid bezit, het ontoegankelijk licht bewoont, dien geen mens ooit gezien heeft of kan zien, wien de eer en de eeuwige macht toekomt. Amen. |
16 Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont, die geen der mensen gezien heeft of zien kan. Hem zij eer en eeuwige kracht! Amen. |
16 qui seul possède l'immortalité, qui habite une lumière inaccessible, que nul homme n'a vu ni ne peut voir, à qui appartiennent l'honneur et la puissance éternelle. Amen! |
17 Beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, noch [hun] hoop stellen op de ongestadigheid des rijkdoms, maar op den levenden God, Die ons alle dingen rijkelijk verleent, om te genieten; |
17 Gebied den rijken in deze wereld, dat zij niet hoogmoedig zijn, ook niet hopen op den onzekeren rijkdom, maar op den levenden God, die ons alles rijkelijk geeft om te genieten; |
17 Beveel hun die aan wereldse goederen rijk zijn zich niet te verheffen, noch hun hoop te vestigen op ongewissen rijkdom, maar op God, die ons alles rijkelijk geeft om te genieten; |
17 Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, |
17 Recommande aux riches du présent siècle de ne pas être orgueilleux, et de ne pas mettre leur espérance dans des richesses incertaines, mais de la mettre en Dieu, qui nous donne avec abondance toutes choses pour que nous en jouissions. |
18 Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededelende zijn, [en] gemeenzaam; |
18 dat zij goed doen, rijk worden in goede werken, gaarne geven, mededeelzaam zijn, |
18 beveel hun wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, |
18 Om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, |
18 Recommande-leur de faire du bien, d'être riches en bonnes oeuvres, d'avoir de la libéralité, de la générosité, |
19 Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen. |
19 zichzelven dezen schat vergaderen: een goeden grond voor de toekomst, opdat zij het ware leven verkrijgen. |
19 en zo voor zich op te sparen een goeden grond voor de toekomst, opdat zij het ware leven verwerven. |
19 Waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen. |
19 et de s'amasser ainsi pour l'avenir un trésor placé sur un fondement solide, afin de saisir la vie véritable. |
20 O Timotheus, bewaar het pand [u] toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel-roepen, en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap; |
20 Timótheüs, bewaar hetgeen u toebetrouwd is, en vermijd het onheilig ijdel geklap, en de twistvragen der valschelijk dusgenaamde wetenschap, |
20 O Timoteüs, bewaar het u toevertrouwde kleinood, keer u af van onheiligen beuzelpraat en de spitsvondigheden van de zienswijze die gans ten onrechte den naam draagt van de kennis. |
20 O Timoteus, bewaar wat u is toevertrouwd, houd u buiten het bereik van de onheilige, holle klanken en de tegenstellingen der ten onrechte zo genoemde kennis. |
20 O Timothée, garde le dépôt, en évitant les discours vains et profanes, et les disputes de la fausse science |
21 Dewelke sommigen voorgevende, zijn van het geloof afgeweken. De genade zij met u. Amen. |
21 welke sommigen voorstaan, en van het geloof zijn afgeweken. De genade zij met u! Amen. |
21 Sommigen hebben ze aangenomen en zijn in zake van het geloof op een doolweg geraakt. De genade zij met ulieden. |
21 Sommigen, die woordvoerders daarvan zijn, zijn het spoor des geloofs bijster geraakt. De genade zij met ulieden. |
21 dont font profession quelques-uns, qui se sont ainsi détournés de la foi. Que la grâce soit avec vous! |