|
1 Toen ging Mozes op uit de vlakke velden van Moab, naar den berg Nebo, op de hoogten van Pisga, welke recht tegenover Jericho is; en de HEERE wees hem dat ganse land, Gilead tot Dan toe; |
1 En Mozes ging van de vlakke velden der Moabieten op den berg Nebo, op den top van het gebergte Pisga, tegenover Jericho; en de Heer toonde hem het gehele land Gilead tot Dan toe; |
1 Toen klom Mozes uit de vlakte van Moab op den berg Nebo, den top van den Pisga, tegenover Jericho, en de Heer liet hem het ganse land zien: Gilead tot Dan toe, |
1 Toen beklom Mozes uit de velden van Moab de berg Nebo, de top van de Pisga, die tegenover Jericho ligt, en de Here liet hem het gehele land zien: Gilead tot Dan toe, |
1 Moïse monta des plaines de Moab sur le mont Nebo, au sommet du Pisga, vis-à-vis de Jéricho. Et l'Eternel lui fit voir tout le pays: Galaad jusqu'à Dan, |
2 En het ganse Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste zee; |
2 en geheel Naftali, en het land van Efraïm en Manasse, en het gehele land van Juda tot aan de uiterste zee; |
2 en geheel Naftali, en het land Efraim en Manasse, en het ganse land Juda tot aan de westelijke Zee; |
2 Het gehele Naftali, het land van Efraim en Manasse, het gehele land van Juda tot aan de achterste zee, |
2 tout Nephthali, le pays d'Ephraïm et de Manassé, tout le pays de Juda jusqu'à la mer occidentale, |
3 En het Zuiden, en het effen veld der vallei van Jericho, de palmstad, tot Zoar toe. |
3 en tegen het Zuiden, en de landstreek der vallei van Jericho, de Palmstad, tot Zoar toe. |
3 voorts het zuiden en de Jordaanstreek, de vallei van Jericho, de Palmenstad, tot Soar toe. |
3 Het Zuiderland en de Streek, het dal van Jericho, de Palmstad, tot Soar toe. |
3 le midi, les environs du Jourdain, la vallée de Jéricho, la ville des palmiers, jusqu'à Tsoar. |
4 En de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven! Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult daarheen niet overgaan. |
4 En de Heer sprak tot hem: Dit is het land, waarvan Ik Abraham, Isaäk en Jakob gezworen heb, zeggende: Ik zal het uwen zade geven: gij hebt het met uwe ogen gezien, maar gij zult er niet ingaan. |
4 Nu zeide de Heer tot hem: Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Izaak en Jakob onder eede beloofd heb: Aan uw nakroost zal ik het geven--ik heb het u met eigen ogen laten zien, maar gij zult derwaarts niet overtrekken. |
4 En de Here zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, Isaak en Jakob onder ede beloofd heb met deze woorden: aan uw nageslacht zal Ik het geven. Ik heb het u met uw ogen laten zien, maar gij zult daarheen niet overtrekken. |
4 L'Eternel lui dit: C'est là le pays que j'ai juré de donner à Abraham, à Isaac et à Jacob, en disant: Je le donnerai à ta postérité. Je te l'ai fait voir de tes yeux; mais tu n'y entreras point. |
5 Alzo stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar des HEEREN mond. |
5 Alzo stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land der Moabieten, naar het woord des Heren. |
5 En Mozes, 's Heeren dienstknecht, stierf aldaar in het land van Moab, naar 's Heeren bevel |
5 Toen stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land Moab, volgens des Heren woord. |
5 Moïse, serviteur de l'Eternel, mourut là, dans le pays de Moab, selon l'ordre de l'Eternel. |
6 En Hij begroef hem in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-peor; en niemand heeft zijn graf geweten, tot op dezen dag. |
6 En Hij begroef hem in het dal tegenover Beth-Peor, in het land der Moabieten; en niemand heeft zijn graf geweten tot op den dag van heden. |
6 en hij begroef hem in het dal in het land van Moab tegenover Beth-Peor, en niemand heeft tot den huidigen dag zijn graf geweten. |
6 En Hij begroef hem in een dal in het land Moab, tegenover Bet-peor, en niemand heeft zijn graf geweten tot op de huidige dag. |
6 Et l'Eternel l'enterra dans la vallée, au pays de Moab, vis-à-vis de Beth-Peor. Personne n'a connu son sépulcre jusqu'à ce jour. |
7 Mozes nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn oog was niet donker geworden, en zijn kracht was niet vergaan. |
7 En Mozes was honderd en twintig jaar oud, toen hij stierf; zijne ogen waren niet donker geworden en zijne kracht was niet vervallen. |
7 Mozes nu was honderd twintig jaar oud toen hij stierf; zijn oog was niet verduisterd, zijn frisheid niet geweken. |
7 Mozes was honderd twintig jaar oud, toen hij stierf; zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet geweken. |
7 Moïse était âgé de cent vingt ans lorsqu'il mourut; sa vue n'était point affaiblie, et sa vigueur n'était point passée. |
8 En de kinderen Israels beweenden Mozes, in de vlakke velden van Moab, dertig dagen; en de dagen des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd. |
8 En de kinderen Israëls beweenden Mozes dertig dagen in de vlakke velden der Moabieten; en de dagen van het geween en den rouw over Mozes werden voleindigd. |
8 De Israelieten beweenden Mozes in de vlakte van Moab dertig dagen; toen waren de dagen der rouwklacht over Mozes ten einde. |
8 En de Israelieten beweenden Mozes in de velden van Moab dertig dagen lang, totdat de dagen van de rouwklacht over Mozes ten einde waren. |
8 Les enfants d'Israël pleurèrent Moïse pendant trente jours, dans les plaines de Moab; et ces jours de pleurs et de deuil sur Moïse arrivèrent à leur terme. |
9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had. |
9 Jozua nu, de zoon van Nun, werd vervuld met den Geest der wijsheid, want Mozes had zijne hand op hem gelegd; en de kinderen Israëls hoorden naar hem, en deden zoals de Heer aan Mozes geboden had. |
9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den geest der wijsheid; want Mozes had hem de handen opgelegd; en de Israelieten luisterden naar hem en deden zoals de Heer Mozes bevolen had. |
9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest der wijsheid, want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Daarom luisterden de Israelieten naar hem en deden zoals de Here Mozes geboden had. |
9 Josué, fils de Nun, était rempli de l'esprit de sagesse, car Moïse avait posé ses mains sur lui. Les enfants d'Israël lui obéirent, et se conformèrent aux ordres que l'Eternel avait donnés à Moïse. |
10 En er stond geen profeet meer op in Israel, gelijk Mozes, dien de HEERE gekend had, van aangezicht tot aangezicht, |
10 En er stond naderhand geen profeet in Israël op gelijk Mozes, dien de Heer gekend had van aangezicht tot aangezicht, |
10 Er is nooit meer in Israel een profeet opgestaan als Mozes, dien de Heer van aangezicht tot aangezicht heeft gekend; |
10 Zoals Mozes, dien de Here gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israel geen profeet meer opgestaan; |
10 Il n'a plus paru en Israël de prophète semblable à Moïse, que l'Eternel connaissait face à face. |
11 In al de tekenen en de wonderen, waartoe hem de HEERE gezonden heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al zijn land; |
11 in al de tekenen en wonderen, waartoe de Heer hem zond om die te doen in Egypteland, aan Farao en al zijne knechten en aan zijn gehele land; |
11 blijkens al de tekenen en wonderen die de Heer hem heeft opgedragen in Egypteland te doen aan Farao, al zijn dienaren en zijn ganse land, |
11 Getuige al de tekenen en wonderen, die de Here hem heeft opgedragen te doen in het land Egypte aan Farao, aan al zijn hovelingen en aan zijn gehele land, |
11 Nul ne peut lui être comparé pour tous les signes et les miracles que Dieu l'envoya faire au pays d'Egypte contre Pharaon, contre ses serviteurs et contre tout son pays, |
12 En in al die sterke hand, en in al die grote verschrikking, die Mozes gedaan heeft voor de ogen van gans Israel. |
12 en in al die machtige hand en in al die grote verschrikkingen, die Mozes gedaan heeft voor de ogen van geheel Israël. |
12 en blijkens al het machtsbetoon en al de grote vreselijke werken die Mozes voor de ogen van gans Israel heeft gedaan. |
12 En getuige al het machtsbetoon en al de schrikwekkende, grote daden, die Mozes ten aanschouwen van geheel Israel gewrocht heeft. |
12 et pour tous les prodiges de terreur que Moïse accomplit à main forte sous les yeux de tout Israël. |