|
1 En sommigen, die afgekomen waren van Judea, leerden de broederen, [zeggende]: Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden. |
1 En sommigen kwamen af van Judéa, en leerden den broeders: Indien gij u niet laat besnijden naar de wijze van Mozes, kunt gij niet zalig worden. |
1 Enige lieden, die uit Judea kwamen, leerden de broeders: Indien gij u niet laat besnijden volgens Mozaisch gebruik, kunt gij niet gered worden. |
1 En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. |
1 Quelques hommes, venus de la Judée, enseignaient les frères, en disant: Si vous n'êtes circoncis selon le rite de Moïse, vous ne pouvez être sauvés. |
2 Als er dan geen kleine wederstand en twisting geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo hebben zij geordineerd, dat Paulus en Barnabas, en enige anderen uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen naar Jeruzalem, over deze vraag. |
2 Toen er nu geen geringe strijd en redetwist met hen ontstond door Paulus en Barnabas, verordenden zij, dat Paulus en Barnabas en enige anderen uit hen zouden opgaan naar Jeruzalem tot de apostelen en oudsten, wegens deze vraag. |
2 Toen Paulus en Barnabas hiertegen opkwamen en in heftigen strijd met hen geraakten, besloot men dat Paulus en Barnabas met enige anderen van hen naar Jeruzalem zouden gaan om de apostelen en oudsten over dit vraagstuk te raadplegen. |
2 En toen er van de zijde van Paulus en Barnabas geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond, droegen zij Paulus en Barnabas en nog enigen van hen op zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil. |
2 Paul et Barnabas eurent avec eux un débat et une vive discussion; et les frères décidèrent que Paul et Barnabas, et quelques-uns des leurs, monteraient à Jérusalem vers les apôtres et les anciens, pour traiter cette question. |
3 Zij dan, van de Gemeente uitgeleid zijnde, reisden door Fenicie en Samarie, verhalende de bekering der heidenen; en deden al den broederen grote blijdschap aan. |
3 En zij werden door de gemeente uitgeleid, en trokken door Fenicië en Samarië, en verhaalden de bekering der heidenen, en verwekten grote vreugde bij alle broeders. |
3 Dientengevolge trokken zij, door de gemeente uitgeleid, Fenicie en Samarie door, verhalende van de bekering der heidenen; waardoor zij aan alle broeders grote vreugd bereidden. |
3 Zij reisden dan, nadat hun door de gemeenten uitgeleide gedaan was, door Fenicie en Samaria, en bereidden met hun verhaal van de bekering der heidenen al de broeders grote blijdschap. |
3 Après avoir été accompagnés par l'Eglise, ils poursuivirent leur route à travers la Phénicie et la Samarie, racontant la conversion des païens, et ils causèrent une grande joie à tous les frères. |
4 En te Jeruzalem gekomen zijnde, werden zij ontvangen van de Gemeente, en de apostelen, en de ouderlingen; en zij verkondigden, wat grote dingen God met hen gedaan had. |
4 En toen zij te Jeruzalem kwamen, werden zij ontvangen door de gemeente en de apostelen en de oudsten; en zij verhaalden hoeveel God met hen gedaan had. |
4 Na hun aankomst te Jeruzalem werden zij door de gemeente, de apostelen en de oudsten ontvangen en verhaalden zij alwat God door hen gedaan had, |
4 En te Jeruzalem aangekomen, werden zij door de gemeente, de apostelen en de oudsten ontvangen en vermeldden al wat God met hen gedaan had. |
4 Arrivés à Jérusalem, ils furent reçus par l'Eglise, les apôtres et les anciens, et ils racontèrent tout ce que Dieu avait fait avec eux. |
5 Maar, [zeiden] [zij], er zijn sommigen opgestaan van die van de sekte der Farizeen, die gelovig zijn geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden de wet van Mozes te onderhouden. |
5 Maar er stonden sommigen op van de sekte der Farizeën, die gelovig waren geworden, en zeiden, dat men hen moest besnijden, en hun gebieden de Wet van Mozes te houden. |
5 maar dat enige der gelovig geworden Farizeen waren opgestaan en hadden geleerd dat men hen moest besnijden en er op aandringen dat zij de wet van Mozes inachtnamen. |
5 Maar er stonden uit de partij der Farizeeen enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden en gebieden de wet van Mozes te houden. |
5 Alors quelques-uns du parti des pharisiens, qui avaient cru, se levèrent, en disant qu'il fallait circoncire les païens et exiger l'observation de la loi de Moïse. |
6 En de apostelen en de ouderlingen vergaderden te zamen, om op deze zaak te letten. |
6 En de apostelen en de oudsten kwamen bijeen om deze zaak te overwegen. |
6 De apostelen en oudsten kwamen dan samen om deze zaak onder de ogen te zien. |
6 En de apostelen en de oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen. |
6 Les apôtres et les anciens se réunirent pour examiner cette affaire. |
7 En als [daarover] grote twisting geschiedde, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van over langen tijd onder ons [mij] verkoren heeft, dat de heidenen door mijn mond het woord des Evangelies zouden horen, en geloven. |
7 Toen men nu lang getwist had, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God lang Vóór dezen tijd onder ons mij verkoren heeft, opdat door mijnen mond de heidenen het woord des evangelies zouden horen en geloven. |
7 Toen de woordenwisseling levendig werd, stond Petrus op en zeide tot hen: Broeders, gij weet dat van ouds God verkozen heeft dat door mijn mond de heidenen de prediking der Blijmare zouden horen en tot het geloof komen. |
7 En toen daarover veel verschil van mening rees, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen het woord van het evangelie zouden horen en geloven. |
7 Une grande discussion s'étant engagée, Pierre se leva, et leur dit: Hommes frères, vous savez que dès longtemps Dieu a fait un choix parmi vous, afin que, par ma bouche, les païens entendissent la parole de l'Evangile et qu'ils crussent. |
8 En God, de Kenner der harten, heeft hun getuigenis gegeven, hun gevende den Heiligen Geest, gelijk als ook ons; |
8 En God, de kenner der harten, gaf hun getuigenis, door hun den Heiligen Geest te geven, gelijk ook ons; |
8 En God, de hartenkenner, heeft voor hen getuigenis afgelegd door hun, evenals aan ons, den Heiligen Geest te geven; |
8 En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de Heilige Geest te geven evenals ook aan ons, |
8 Et Dieu, qui connaît les coeurs, leur a rendu témoignage, en leur donnant le Saint-Esprit comme à nous; |
9 En heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, gereinigd hebbende hun harten door het geloof. |
9 en maakte geen onderscheid tussen ons en hen, en reinigde hunne harten door het geloof. |
9 Hij heeft generlei onderscheid tussen ons en hen gemaakt, daar Hij door het geloof hun hart reinigde. |
9 Zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende. |
9 il n'a fait aucune différence entre nous et eux, ayant purifié leurs coeurs par la foi. |
10 Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen? |
10 Wat verzoekt gij dan nu God door een juk op de halzen der jongeren te leggen, hetwelk noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? |
10 Nu dan, wat stelt gij God op de proef, door een juk op den nek der leerlingen te leggen, een juk dat noch onze vaderen noch wij in staat zijn geweest te dragen? |
10 Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen? |
10 Maintenant donc, pourquoi tentez-vous Dieu, en mettant sur le cou des disciples un joug que ni nos pères ni nous n'avons pu porter? |
11 Maar wij geloven, door de genade van den Heere Jezus Christus, zalig te worden, op zulke wijze als ook zij. |
11 Maar wij geloven door de genade des Heren Jezus Christus zalig te worden, gelijk ook zij. |
11 Neen; wij geloven door de genadegift van den Heer Jezus gered te zullen worden, op dezelfde wijze als zij. |
11 Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij. |
11 Mais c'est par la grâce du Seigneur Jésus que nous croyons être sauvés, de la même manière qu'eux. |
12 En al de menigte zweeg stil, en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen, wat grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. |
12 Toen zweeg de gehele menigte stil, en zij hoorden Paulus en Barnabas verhalen wat grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. |
12 Nu zweeg de gehele menigte en hoorde Barnabas en Paulus verhalen van al de wonderen en tekenen die God door hen onder de heidenen verricht had. |
12 En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. |
12 Toute l'assemblée garda le silence, et l'on écouta Barnabas et Paul, qui racontèrent tous les miracles et les prodiges que Dieu avait faits par eux au milieu des païens. |
13 En nadat deze zwegen, antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij. |
13 Daarna, toen dezen zwegen, antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij! |
13 Nadat zij uitgesproken hadden, antwoordde Jacobus: Broeders, hoort naar mij. |
13 En nadat dezen uitgesproken waren, nam Jakobus het woord en zeide: Mannen broeders, hoort naar mij! |
13 Lorsqu'ils eurent cessé de parler, Jacques prit la parole, et dit: Hommes frères, écoutez-moi! |
14 Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht, om uit [hen] een volk aan te nemen door Zijn Naam. |
14 Simon heeft verhaald, hoe God het eerst er op bedacht was om uit de heidenen een volk aan te nemen, dat zijnen naam draagt. |
14 Symeon heeft verhaald, hoe God genadig heeft neergezien op de heidenen om uit hen een volk ter ere van zijn naam te vormen. |
14 Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. |
14 Simon a raconté comment Dieu a d'abord jeté les regards sur les nations pour choisir du milieu d'elles un peuple qui portât son nom. |
15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven is: |
15 En hiermede stemmen de woorden der profeten overeen, gelijk geschreven staat: |
15 En hiermee stemmen de woorden der profeten overeen, zoals geschreven staat. |
15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: |
15 Et avec cela s'accordent les paroles des prophètes, selon qu'il est écrit: |
16 Na dezen zal Ik wederkeren, en weder opbouwen de tabernakel van David, die vervallen is, en hetgeen daarvan verbroken is, weder opbouwen, en Ik zal denzelven weder oprichten. |
16 "Daarna zal Ik wederkeren, en zal de hut van David, die vervallen is, weder opbouwen, en hetgeen daarvan verbroken is zal Ik weder opbouwen, en zal haar weder oprichten, |
16 Daarna zal Ik weerkeren en de gevallen tent van David herbouwen, wat daarvan verwoest was herstellen en weer oprichten; |
16 Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, |
16 Après cela, je reviendrai, et je relèverai de sa chute la tente de David, J'en réparerai les ruines, et je la redresserai, |
17 Opdat de overblijvende mensen den Heere zoeken, en al de heidenen, over welken Mijn Naam aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet. |
17 opdat wat er overgebleven is van mensen naar den Heer vrage, alsook alle heidenen, over welke mijn naam aangeroepen is, spreekt de Heer, die dit alles doet". |
17 opdat de overgebleven mensen den Heer zoeken, met alle volken over wie mijn naam uitgeroepen is. Zo spreekt de Heer, |
17 Opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die deze dingen doet, |
17 Afin que le reste des hommes cherche le Seigneur, Ainsi que toutes les nations sur lesquelles mon nom est invoqué, Dit le Seigneur, qui fait ces choses, |
18 Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. |
18 Gode zijn al zijne werken van eeuwigheid bekend. |
18 die deze van eeuwigheid bekende dingen doet. -- |
18 Welke van eeuwigheid bekend zijn. |
18 Et à qui elles sont connues de toute éternité. |
19 Daarom oordeel ik, dat men degenen, die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere; |
19 Daarom oordeel ik, dat men dengenen, die uit de heidenen zich tot God bekeren, geen onrust veroorzaken moet, |
19 Daarom ben ik van oordeel dat men het den tot God bekeerden heidenen niet zwaar moet maken, |
19 Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen, |
19 C'est pourquoi je suis d'avis qu'on ne crée pas des difficultés à ceux des païens qui se convertissent à Dieu, |
20 Maar hun zal aanschrijven, dat zij zich onthouden van de dingen, die door de afgoden besmet zijn, en van hoererij, en van het verstikte, en van bloed. |
20 maar men schrijve hun, dat zij zich onthouden van hetgeen door de afgoden verontreinigd is en van hoererij, en van het verstikte, en van bloed. |
20 maar hun voorschrijven zich te onthouden van hetgeen door de afgoden besmet is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. |
20 Maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. |
20 mais qu'on leur écrive de s'abstenir des souillures des idoles, de l'impudicité, des animaux étouffés et du sang. |
21 Want Mozes heeft er van oude tijden in elke stad, die hem prediken, en hij wordt op elken sabbat in de synagogen gelezen. |
21 Want Mozes heeft er, van lange tijden af, in alle steden, die hem prediken, daar hij op elken sabbat in de synagogen gelezen wordt. |
21 Want Mozes heeft van oudsher in elke stad mensen die hem prediken, daar hij in de synagogen elken sabbat wordt voorgelezen. |
21 Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen. |
21 Car, depuis bien des générations, Moïse a dans chaque ville des gens qui le prêchent, puisqu'on le lit tous les jours de sabbat dans les synagogues. |
22 Toen heeft het den apostelen en den ouderlingen, met de gehele Gemeente, goed gedacht, [enige] mannen uit zich te verkiezen, en met Paulus en Barnabas te zenden naar Antiochie: [namelijk] Judas, die toegenaamd wordt Barsabas, en Silas, mannen, die voorgangers waren onder de broeders. |
22 En de apostelen en oudsten benevens de gehele gemeente vonden goed mannen uit hun midden te verkiezen, en te zenden naar Antiochië met Paulus en Barnabas, namelijk Judas, genaamd Barsabas, en Silas, die voorgangers waren onder de broeders. |
22 Toen docht het den apostelen en den oudsten met de gehele menigte goed uit hun midden enige mannen uit te kiezen, en die met Paulus en Barnabas naar Antiochie te zenden, namelijk Judas bijgenaamd Barsabbas en Silas, mannen die onder de broeders achting genoten. |
22 Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochie te zenden: Judas, genaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders. |
22 Alors il parut bon aux apôtres et aux anciens, et à toute l'Eglise, de choisir parmi eux et d'envoyer à Antioche, avec Paul et Barnabas, Jude appelé Barsabas et Silas, hommes considérés entre les frères. |
23 En zij schreven door hen dit [navolgende]: De apostelen, en de ouderlingen, en de broeders [wensen] den broederen uit de heidenen, die in Antiochie, en Syrie, en Cilicie zijn, zaligheid. |
23 En zij stelden dit geschrift hun ter hand: De apostelen en de oudsten en de broeders wensen den broederen uit de heidenen, die in Antiochië en Syrië en Cilicië zijn, heil! |
23 Zij gaven hun een brief mee van dezen inhoud: De apostelen en de oudsten, als broeders, aan de broeders uit de heidenen in Antiochie, Syrie en Cilicie heil! |
23 En men schreef door hun bemiddeling: De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochie, Syrie en Cilicie. |
23 Ils les chargèrent d'une lettre ainsi conçue: Les apôtres, les anciens, et les frères, aux frères d'entre les païens, qui sont à Antioche, en Syrie, et en Cilicie, salut! |
24 Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de wet onderhouden; welken wij [dat] niet bevolen hadden; |
24 Nademaal wij gehoord hebben, dat enigen van de onzen zijn uitgegaan, en u met leringen verward en uwe zielen wankelmoedig gemaakt hebben, zeggende, dat gij u moet laten besnijden en de Wet onderhouden, aan wie wij dit niet bevolen hebben, |
24 Nademaal wij gehoord hebben dat sommigen onzer, zonder opdracht van ons, u door hun woorden ontroerd en geschokt hebben, |
24 Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, |
24 Ayant appris que quelques hommes partis de chez nous, et auxquels nous n'avions donné aucun ordre, vous ont troublés par leurs discours et ont ébranlé vos âmes, |
25 Zo heeft het ons eendrachtelijk te zamen zijnde, goed gedacht, [enige] mannen te verkiezen, en tot u te zenden, met onze geliefden, Barnabas en Paulus. |
25 --zo hebben wij, eendrachtig vergaderd zijnde, goedgevonden, mannen te verkiezen en tot u te zenden met onzen geliefden Barnabas en Paulus, |
25 heeft het ons, na tot eenstemmigheid gekomen te zijn, goedgedocht enige hiertoe uitverkoren mannen, met de door ons beminde Barnabas en Paulus, tot u te zenden; |
25 Hebben wij eenstemmig besloten mannen te kiezen om die tot u te zenden met onze geliefden, Barnabas en Paulus, |
25 nous avons jugé à propos, après nous être réunis tous ensemble, de choisir des délégués et de vous les envoyer avec nos bien-aimés Barnabas et Paul, |
26 Mensen, die hun zielen overgegeven hebben voor den Naam van onzen Heere Jezus Christus. |
26 mensen, die hunne zielen overgegeven hebben voor den naam van onzen Heer Jezus Christus. |
26 het zijn mannen die hun leven veil hebben voor den naam van den Heer Jezus Christus. |
26 Mensen, die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus. |
26 ces hommes qui ont exposé leur vie pour le nom de notre Seigneur Jésus-Christ. |
27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die ook met den mond hetzelfde zullen verkondigen. |
27 Ook hebben wij Judas en Silas gezonden, die hetzelfde ook mondeling berichten zullen. |
27 Wij zenden dan tot u Judas en Silas, die u mondeling hetzelfde zullen meedelen. |
27 Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die zelf ook mondeling hetzelfde te uwer kennis zullen brengen. |
27 Nous avons donc envoyé Jude et Silas, qui vous annonceront de leur bouche les mêmes choses. |
28 Want het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: |
28 Want het heeft den Heiligen Geest en ons behaagd, u geen meerderen last op te leggen dan alleen dit noodzakelijke: |
28 Want het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedocht u geen zwaarder last op te leggen dan wat noodzakelijk is: |
28 Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: |
28 Car il a paru bon au Saint-Esprit et à nous de ne vous imposer d'autre charge que ce qui est nécessaire, |
29 [Namelijk], dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen. Vaart wel. |
29 dat gij u onthoudt van de afgodenoffers en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; indien gij u daarvan onthoudt, zult gij wèl doen. Vaartwel! |
29 dat gij u hebt te onthouden van het vlees der afgodenoffers, bloed, het verstikte en hoererij. Indien gij u daarvoor wacht, zult gij goed handelen. Vaartwel! |
29 Onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wel doen. Vaart wel! |
29 savoir, de vous abstenir des viandes sacrifiées aux idoles, du sang, des animaux étouffés, et de l'impudicité, choses contre lesquelles vous vous trouverez bien de vous tenir en garde. Adieu. |
30 Dezen dan, hun afscheid ontvangen hebbende, kwamen te Antiochie; en de menigte vergaderd hebbende, gaven zij den brief over. |
30 Toen dezen heengezonden waren, kwamen zij te Antiochië en vergaderden de menigte, en leverden den brief over. |
30 Zij kregen dan hun afscheid en reisden naar Antiochie, waar zij de gemeente leden samenriepen en den brief afgaven. |
30 Toen men afscheid van hen genomen had, kwamen zij te Antiochie aan, riepen de vergadering bijeen en legden de brief over. |
30 Eux donc, ayant pris congé de l'Eglise, allèrent à Antioche, où ils remirent la lettre à la multitude assemblée. |
31 En zij, [dien] gelezen hebbende, verblijdden zich over de vertroosting. |
31 En toen zij dien lazen, werden zij blijde over de vertroosting. |
31 Zij lazen dien en verheugden zich over die vermaning. |
31 En toen zij die gelezen hadden, verblijdden zij zich over de bemoediging. |
31 Après l'avoir lue, les frères furent réjouis de l'encouragement qu'elle leur apportait. |
32 Judas nu en Silas, die ook zelven profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden, en versterkten hen. |
32 Judas nu en Silas, die ook zelve profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden, en sterkten hen. |
32 Judas en Silas, die zelf profeten waren, vermaanden en bemoedigden de broeders met vele woorden. |
32 Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, bemoedigden en versterkten de broeders met vele woorden. |
32 Jude et Silas, qui étaient eux-mêmes prophètes, les exhortèrent et les fortifièrent par plusieurs discours. |
33 En als zij [daar] een tijd [lang] vertoefd hadden, lieten hen de broeders [wederom] gaan met vrede, tot de apostelen. |
33 En toen zij daar een tijd lang vertoefd hadden, werden zij door de broeders in vrede weder heengezonden tot de apostelen. |
33 Na enigen tijd daar doorgebracht te hebben, scheidden zij in vrede van de broeders en keerden naar hun zenders terug. |
33 En toen zij daar een tijd lang geweest waren, werden zij door de broeders met de vredegroet gezonden tot degenen, die hen hadden afgevaardigd. |
33 Au bout de quelque temps, les frères les laissèrent en paix retourner vers ceux qui les avaient envoyés. |
34 Maar het dacht Silas goed aldaar te blijven. |
34 Maar Silas vond goed daar te blijven. |
34 34 |
34 Maar Silas besloot op hen te wachten. |
34 Toutefois Silas trouva bon de rester. |
35 En Paulus en Barnabas onthielden zich te Antiochie, lerende en verkondigende met nog vele anderen, het Woord des Heeren. |
35 Paulus nu en Barnabas hielden zich te Antiochië op, en leerden en predikten met vele anderen het woord des Heren. |
35 Maar Paulus en Barnabas bleven in Antiochie, met vele anderen lerend en het woord des Heeren verkondigend. |
35 En Paulus en Barnabas bleven te Antiochie en leerden en verkondigden met vele anderen het woord des Heren. |
35 Paul et Barnabas demeurèrent à Antioche, enseignant et annonçant, avec plusieurs autres, la bonne nouvelle de la parole du Seigneur. |
36 En na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons nu wederkeren, en bezoeken onze broeders in elke stad, in welke wij het Woord des Heeren verkondigd hebben, hoe zij het hebben. |
36 Na enige dagen nu zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons wederom vertrekken, en onze broeders bezoeken in alle steden, in welke wij het woord des Heren verkondigd hebben, hoe het met hen staat. |
36 Na enigen tijd zeide Paulus tot Barnabas: Laten wij opnieuw de broeders bezoeken in al de steden waarin wij het woord des Heeren verkondigd hebben, en zien hoe zij het maken. |
36 Maar na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laten wij toch terugkeren tot onze broeders in iedere stad, waar wij het woord des Heren verkondigd hebben, om te zien, hoe het hun gaat. |
36 Quelques jours s'écoulèrent, après lesquels Paul dit à Barnabas: Retournons visiter les frères dans toutes les villes où nous avons annoncé la parole du Seigneur, pour voir en quel état ils sont. |
37 En Barnabas ried, dat zij Johannes, die genaamd is Markus, zouden medenemen. |
37 En Barnabas gaf den raad, dat zij Johannes, genaamd Marcus, met zich zouden nemen; |
37 Barnabas nu wilde Johannes bijgenaamd Marcus meenemen; |
37 En Barnabas wilde ook Johannes, genaamd Marcus, medenemen; |
37 Barnabas voulait emmener aussi Jean, surnommé Marc; |
38 Maar Paulus achtte billijk, dat men dien niet zoude medenemen, die van Pamfylie af van hen was afgeweken, en met hen niet was gegaan tot het werk. |
38 maar Paulus achtte het billijk, dat zij dien niet met zich zouden nemen, die van hen geweken was in Pamfylië, en met hen niet gegaan was tot dat werk. |
38 Maar Paulus achtte het niet raadzaam iemand mee te nemen die van Pamfylie af hen had verlaten en niet meegegaan was voor het werk. |
38 Maar Paulus bleef van oordeel, dat men niet iemand bij zich moest hebben, die hen na Pamfylie had verlaten en zich niet met hen tot het werk had begeven. |
38 mais Paul jugea plus convenable de ne pas prendre avec eux celui qui les avait quittés depuis la Pamphylie, et qui ne les avait point accompagnés dans leur oeuvre. |
39 Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus medenam, en naar Cyprus afscheepte; |
39 En er ontstond ene verbittering, zodat zij van elkander scheidden, en Barnabas Marcus met zich nam en naar Cyprus overvoer. |
39 Hierover kwam het tot een verbittering tussen hen, zodat zij van elkander gingen. Barnabas nam Marcus mee en ging scheep naar Cyprus; |
39 En er ontstond een verbittering, zodat zij uiteengingen en Barnabas met Marcus naar Cyprus voer. |
39 Ce dissentiment fut assez vif pour être cause qu'ils se séparèrent l'un de l'autre. Et Barnabas, prenant Marc avec lui, s'embarqua pour l'île de Chypre. |
40 Maar Paulus verkoos Silas, en reisde heen, der genade Gods van de broederen bevolen zijnde. |
40 Maar Paulus verkoos Silas, en trok heen, aan de genade Gods bevolen zijnde door de broeders; |
40 maar Paulus koos Silas uit, vertrok, door de broeders aan de gunst des Heeren opgedragen, |
40 Maar Paulus koos zich Silas en vertrok, door de broeders aan de genade des Heren opgedragen; |
40 Paul fit choix de Silas, et partit, recommandé par les frères à la grâce du Seigneur. |
41 En hij doorreisde Syrie en Cilicie, versterkende de Gemeenten. |
41 en hij trok door Syrië en Cilicië, en versterkte de gemeenten. |
41 en doorreisde Syrie en Cilicie, de gemeenten versterkend. |
41 En hij ging door Syrie en Cilicie en versterkte de gemeenten. |
41 Il parcourut la Syrie et la Cilicie, fortifiant les Eglises. |