|
1 En in die dagen kwam Johannes de Doper, predikende in de woestijn van Judea, |
1 In dien tijd kwam Johannes de Doper en predikte in de woestijn van Judéa; |
1 In die dagen trad johannes de Doper in de woestijn van Judea op met de prediking: |
1 In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, |
1 En ce temps-là parut Jean Baptiste, prêchant dans le désert de Judée. |
2 En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. |
2 en hij zeide: Doet boete, want het hemelrijk is nabij gekomen. |
2 Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij. |
2 En zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. |
2 Il disait: Repentez-vous, car le royaume des cieux est proche. |
3 Want deze is het, van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht! |
3 En hij is het, van wien de profeet Jesaja gesproken heeft, en gezegd: "Er is ene stem eens predikers in de woestijn: Bereidt voor den Heer den weg, en maakt Zijne paden recht". |
3 Want dit is hij dien de profeet Jezaja bedoelde toen hij sprak: In de woestijn klinkt de stem van een die uitroept: Bereidt den weg des Heeren, effent zijn paden! |
3 Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden. |
3 Jean est celui qui avait été annoncé par Esaïe, le prophète, lorsqu'il dit: C'est ici la voix de celui qui crie dans le désert: Préparez le chemin du Seigneur, Aplanissez ses sentiers. |
4 En dezelve Johannes had zijn kleding van kemelshaar, en een lederen gordel om zijn lenden; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honig. |
4 En hij Johannes, had een kleed van kemelshaar, en een lederen gordel om zijne lende; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honig. |
4 Deze Johannes nu droeg een kleed van kemelshaar en een lederen gordel om de lenden; zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilden honing. |
4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. |
4 Jean avait un vêtement de poils de chameau, et une ceinture de cuir autour des reins. Il se nourrissait de sauterelles et de miel sauvage. |
5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel Judea, en het gehele land rondom de Jordaan; |
5 Toen ging uit tot hem Jeruzalem en geheel Judéa en de gehele omstreek van den Jordaan; |
5 Toen gingen tot hem Jeruzalem, geheel Judea en de Jordaanstreek |
5 Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek tot hem uit, |
5 Les habitants de Jérusalem, de toute la Judée et de tout le pays des environs du Jourdain, se rendaient auprès de lui; |
6 En werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hun zonden. |
6 en zij lieten zich in den Jordaan door hem dopen en bekenden hunne zonden. |
6 en lieten zich door hem in de rivier den Jordaan dopen onder belijdenis van hun zonden. |
6 En zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden. |
6 et, confessant leurs péchés, ils se faisaient baptiser par lui dans le fleuve du Jourdain. |
7 Hij dan, ziende velen van de Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? |
7 Toen hij nu vele Farizeën en Sadduceën tot zijnen doop zag komen, zeide hij tot hen: Gij addergebroedsels, wie heeft u getoond, dat gij den toekomenden toorn ontvlieden zult? |
7 En toen hij vele Farizeen en Sadduceen zag komen om gedoopt te worden, zeide hij tot hen: Adderengebroed! wie heeft u te kennen gegeven dat gij aan het aanstaand gericht zoudt ontkomen? |
7 Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeen en Sadduceeen tot de doop kwamen, zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? |
7 Mais, voyant venir à son baptême beaucoup de pharisiens et de sadducéens, il leur dit: Races de vipères, qui vous a appris à fuir la colère à venir? |
8 Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig. |
8 Ziet toe, brengt oprechte vruchten der boete voort; |
8 Draagt dan vruchten die bij bekering passen, |
8 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; |
8 Produisez donc du fruit digne de la repentance, |
9 En meent niet bij u zelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. |
9 en denkt niet bij uzelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader, want ik zeg u, dat God ook uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. |
9 en beeldt u niet in te mogen zeggen: Wij hebben Abraham tot vader! Want ik zeg u dat God uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. |
9 En beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. |
9 et ne prétendez pas dire en vous-mêmes: Nous avons Abraham pour père! Car je vous déclare que de ces pierres-ci Dieu peut susciter des enfants à Abraham. |
10 En ook is alrede de bijl aan den wortel der bomen gelegd; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
10 De bijl is reeds aan den wortel der bomen gelegd; elke boom derhalve, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
10 Reeds ligt de bijl aan den wortel der bomen; elke boom dus die geen goede vrucht draagt wordt omgehouwen en in het vuur geworpen. |
10 Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
10 Déjà la cognée est mise à la racine des arbres: tout arbre donc qui ne produit pas de bons fruits sera coupé et jeté au feu. |
11 Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben [Hem] [na] te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen. |
11 Ik doop u met water tot boete; maar die na mij komen zal is sterker dan ik, wiens schoenen ik niet waardig ben aan te dragen; die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen. |
11 Ik doop u wel met water tot bekering, maar hij die na mij komt is machtiger dan ik ik ben niet waard hem zijn schoenen te ontbinden hij zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur. |
11 Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. |
11 Moi, je vous baptise d'eau, pour vous amener à la repentance; mais celui qui vient après moi est plus puissant que moi, et je ne suis pas digne de porter ses souliers. Lui, il vous baptisera du Saint-Esprit et de feu. |
12 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden. |
12 En hij heeft zijne wan in de hand; hij zal zijnen dorsvloer vegen, en de tarwe in zijne schuur vergaderen, maar het kaf zal hij verbranden met onuitbluschbaar vuur. |
12 Zijn wan is in zijn hand; hij zal zijn dorschvloer zuiveren, zijn graan in de schuur verzamelen, het kaf met onuitbluschbaar vuur verbranden. |
12 De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. |
12 Il a son van à la main; il nettoiera son aire, et il amassera son blé dans le grenier, mais il brûlera la paille dans un feu qui ne s'éteint point. |
13 Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt te worden. |
13 Te dien tijde kwam Jezus uit Galiléa naar den Jordaan tot Johannes, om zich door hem te laten dopen. |
13 Toen kwam Jezus van Galilea naar den Jordaan tot Johannes om door hem gedoopt te worden. |
13 Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen. |
13 Alors Jésus vint de la Galilée au Jourdain vers Jean, pour être baptisé par lui. |
14 Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? |
14 Maar Johannes weigerde het hem, en zeide: Ik heb nodig door u gedoopt te worden, en gij komt tot mij? |
14 Maar deze hield hem tegen en zeide: Ik heb nodig door u te worden gedoopt, en komt gij tot mij:? |
14 Maar deze trachtte Hem daarvan terug te houden en zeide: Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij? |
14 Mais Jean s'y opposait, en disant: C'est moi qui ai besoin d'être baptisé par toi, et tu viens à moi! |
15 Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af. |
15 Maar Jezus antwoordde en zeide tot hem: Laat het nu zo zijn; want dus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij het hem toe. |
15 Jezus antwoordde hem: Verhinder mij niet! Want op die wijze past het ons alle plichten te vervullen. Nu liet hij hem doen wat hij wilde. |
15 Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden. |
15 Jésus lui répondit: Laisse faire maintenant, car il est convenable que nous accomplissions ainsi tout ce qui est juste. Et Jean ne lui résista plus. |
16 En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen. |
16 En toen Jezus gedoopt was, klom hij terstond op uit het water; en zie, toen opende de hemel zich boven hem, en hij [Johannes] zag den Geest Gods gelijk ene duif nederdalen en op hem komen. |
16 Na gedoopt te zijn steeg Jezus aanstonds uit het water, en zie, de hemel ging open, en hij zag den Geest Gods als een duif neerdalen en op hem komen, |
16 Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. |
16 Dès que Jésus eut été baptisé, il sortit de l'eau. Et voici, les cieux s'ouvrirent, et il vit l'Esprit de Dieu descendre comme une colombe et venir sur lui. |
17 En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb! |
17 En zie, ene stem uit den hemel zeide: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb. |
17 terwijl uit den hemel een stem klonk: Dit is mijn geliefde Zoon, in wien Ik welbehagen heb. |
17 En zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. |
17 Et voici, une voix fit entendre des cieux ces paroles: Celui-ci est mon Fils bien-aimé, en qui j'ai mis toute mon affection. |