|
1 [Een] [psalm] [van] David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam. |
1 Een psalm van David. Loof den Heer, mijne ziel, en al wat in mij is zijnen heiligen naam. |
1 Van David. Loof den Heer, mijn ziel, en alwat in mij is zijn heiligen naam! |
1 Van David. Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam; |
1 De David. Mon âme, bénis l'Eternel! Que tout ce qui est en moi bénisse son saint nom! |
2 Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden; |
2 Loof den Heer, mijne ziel, en vergeet niet wat Hij u goeds gedaan heeft; |
2 Loof den Heer, mijn ziel, en vergeet geen zijner weldaden; |
2 Loof de Here, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden; |
2 Mon âme, bénis l'Eternel, Et n'oublie aucun de ses bienfaits! |
3 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, die al uw krankheden geneest; |
3 die u al uwe zonden vergeeft, en al uwe zwakheden geneest; |
3 van hem, die u alle schuld vergeeft, al uw krankheden geneest, |
3 Die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, |
3 C'est lui qui pardonne toutes tes iniquités, Qui guérit toutes tes maladies; |
4 Die uw leven verlost van het verderf, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden; |
4 die uw leven van het verderf verlost, die u kroont met genade en barmhartigheid; |
4 die uw leven verlost uit de groeve, met goedertierenheid en erbarmen u kroont, |
4 Die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, |
4 C'est lui qui délivre ta vie de la fosse, Qui te couronne de bonté et de miséricorde; |
5 Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als eens arends. |
5 die uwen mond met het goede verzadigt, uwe jeugd vernieuwt als van een arend. |
5 die uw sierlijke gestalte met schoonheid verzadigt, zodat uw jeugd als die eens arends zich vernieuwt. |
5 Die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend. |
5 C'est lui qui rassasie de biens ta vieillesse, Qui te fait rajeunir comme l'aigle. |
6 De HEERE doet gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden. |
6 De Heer beschikt gerechtigheid en gericht aan allen, die onrecht lijden. |
6 De Heer volvoert gerechte daden en verschaft allen verdrukten recht. |
6 De Here doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten. |
6 L'Eternel fait justice, Il fait droit à tous les opprimés. |
7 Hij heeft Mozes Zijn wegen bekend gemaakt, den kinderen Israels Zijn daden. |
7 Hij heeft zijne wegen aan Mozes laten weten, aan de kinderen lsraëls zijn doen. |
7 Hij leerde Mozes zijn wegen kennen, Israels zonen zijn grote werken: |
7 Hij maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israels zijn daden. |
7 Il a manifesté ses voies à Moïse, Ses oeuvres aux enfants d'Israël. |
8 Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. |
8 Barmhartig en genadig is de Heer, geduldig en van grote goedheid. |
8 barmhartig en ontfermend is de Heer, lankmoedig en groot van goedertierenheid; |
8 Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; |
8 L'Eternel est miséricordieux et compatissant, Lent à la colère et riche en bonté; |
9 Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk [den] [toorn] behouden. |
9 Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden. |
9 niet eindeloos twist hij, en hij wrokt niet voor eeuwig. |
9 Niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen; |
9 Il ne conteste pas sans cesse, Il ne garde pas sa colère à toujours; |
10 Hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. |
10 Hij handelt niet met ons naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze misdaden. |
10 Hij heeft ons niet behandeld naar onze zonden, ons niet gedaan naar onze schuld; |
10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; |
10 Il ne nous traite pas selon nos péchés, Il ne nous punit pas selon nos iniquités. |
11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen. |
11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, laat Hij zijne genade machtig zijn over degenen, die Hem vrezen. |
11 maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over hen die hem vrezen; |
11 Maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. |
11 Mais autant les cieux sont élevés au-dessus de la terre, Autant sa bonté est grande pour ceux qui le craignent; |
12 Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. |
12 Zo ver het Oosten is van het Westen, verwijdert Hij onze overtredingen van ons. |
12 zover het oosten is van het westen, zover heeft hij onze overtredingen van ons verwijderd; |
12 Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; |
12 Autant l'orient est éloigné de l'occident, Autant il éloigne de nous nos transgressions. |
13 Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die Hem vrezen. |
13 Gelijk een vader zich ontfermt over zijne kinderen, zo ontfermt zich de Heer over degenen, die Hem vrezen. |
13 gelijk een vader zich erbarmt over zijn kinderen, zo heeft de Heer zich erbarmd over hen die hem vrezen. |
13 Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen. |
13 Comme un père a compassion de ses enfants, L'Eternel a compassion de ceux qui le craignent. |
14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. |
14 Want Hij weet welk maaksel wij zijn, en gedenkt er aan, dat wij stof zijn. |
14 Want hij weet hoe wij zijn gevormd, hij bedenkt dat wij stof zijn. |
14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn. |
14 Car il sait de quoi nous sommes formés, Il se souvient que nous sommes poussière. |
15 De dagen des mensen zijn als het gras, gelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij. |
15 Een mens is in zijn leven gelijk het gras, hij bloeit gelijk ene bloem op het veld: |
15 De mens--als het gras zijn zijn dagen, als een bloem op het veld, zo bloeit hij; |
15 De sterveling; zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij; |
15 L'homme! ses jours sont comme l'herbe, Il fleurit comme la fleur des champs. |
16 Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet [meer], en haar plaats kent haar niet meer. |
16 als de wind daarover heen waait, is zij er niet meer, en hare plaats kent haar niet meer. |
16 gaat een windvlaag over hem heen, weg is hij, en zijn woonplaats weet van hem niet meer. |
16 Wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. |
16 Lorsqu'un vent passe sur elle, elle n'est plus, Et le lieu qu'elle occupait ne la reconnaît plus. |
17 Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen; |
17 Maar de genade des Heren duurt van eeuwigheid tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, zijne gerechtigheid tot op de kindskinderen, |
17 Maar des Heeren gunst is van eeuwigheid tot eeuwigheid over hen die hem vrezen, en zijn gerechtigheid is voor kindskinderen; |
17 Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, |
17 Mais la bonté de l'Eternel dure à jamais pour ceux qui le craignent, Et sa miséricorde pour les enfants de leurs enfants, |
18 Aan degenen, die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen. |
18 bij degenen, die zijn verbond houden, en aan zijne geboden denken om er naar te doen. |
18 voor hen die zijn verbond handhaven en denken aan zijn voorschriften om die te betrachten. |
18 Over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen. |
18 Pour ceux qui gardent son alliance, Et se souviennent de ses commandements afin de les accomplir. |
19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles. |
19 De Heer heeft zijnen troon in den hemel bereid, en zijn gebied heerst over alles. |
19 De Heer heeft zijn troon gevestigd in den hemel, en over alles gaat zijn koningsheerschappij. |
19 De Here heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles. |
19 L'Eternel a établi son trône dans les cieux, Et son règne domine sur toutes choses. |
20 Looft den HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden, die Zijn woord doet, gehoorzamende de stem Zijns woords. |
20 Looft den Heer, gij zijne Engelen, gij sterke helden, die zijn bevel uitvoert, gij die hoort naar de stem zijns woords. |
20 Looft den Heer, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volbrengt, terwijl gij luistert naar zijn woord! |
20 Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. |
20 Bénissez l'Eternel, vous ses anges, Qui êtes puissants en force, et qui exécutez ses ordres, En obéissant à la voix de sa parole! |
21 Looft den HEERE, al Zijn heirscharen! gij Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet! |
21 Looft den Heer, al zijne heirscharen, gij, zijne dienaars die zijnen wil volvoert. |
21 Looft allen den Heer, gij zijn heiren, gij zijn dienaren, die zijn welbehagen volvoert! |
21 Looft de Here, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt. |
21 Bénissez l'Eternel, vous toutes ses armées, Qui êtes ses serviteurs, et qui faites sa volonté! |
22 Looft den HEERE, al Zijn werken! aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel! |
22 Looft den Heer, al zijne werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof den Heer, mijne ziel! |
22 Looft allen den Heer, gij zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij! Loof den Heer, mijn ziel! |
22 Looft de Here, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de Here, mijn ziel. |
22 Bénissez l'Eternel, vous toutes ses oeuvres, Dans tous les lieux de sa domination! Mon âme, bénis l'Eternel! |