|
1 Na deze gebeurtenissen, toen de woede van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij aan Vasthi, en aan wat zij had gedaan en wat over haar besloten was. |
1 Nadezen, toen de gramschap van koning Ahasweros bedaard was, dacht hij weder aan Wasti, aan hetgeen zij gedaan had en aan hetgeen over haar besloten was. |
1 Na deze gebeurtenissen, toen de toorn van koning Ahasveros bedaard was, dacht hij weder aan Wasti, aan wat zij gedaan had en aan wat over haar besloten was. |
1 Après ces choses, lorsque la colère du roi Assuérus se fut calmée, il pensa à Vasthi, à ce qu'elle avait fait, et à la décision qui avait été prise à son sujet. |
2 Toen zeiden de hovelingen van de koning, die hem dienden: Laat men voor de koning meisjes zoeken die maagd zijn en knap om te zien. |
2 Toen zeiden de jongelingen des konings, die hem bedienden: Men zoeke voor den koning jonge maagden, schoon van uiterlijk; |
2 Toen zeiden de dienstdoende hovelingen des konings: Men zoeke voor de koning jonge meisjes, maagden, schoon van uiterlijk; |
2 Alors ceux qui servaient le roi dirent: Qu'on cherche pour le roi des jeunes filles, vierges et belles de figure; |
3 En laat de koning opzichters aanstellen in alle gewesten van zijn koninkrijk, opdat zij elk meisje dat maagd is en knap om te zien, verzamelen in de burcht Susan, in het vrouwenverblijf, onder de hoede van Hegai, de hoveling van de koning, de bewaarder van de vrouwen, en laat men hun een schoonheidsbehandeling geven. |
3 de koning stelle beambten aan in alle provincien van zijn rijk, die alle jonge maagden, schoon van uiterlijk, verzamelen moeten en naar den burg Sjusjan brengen, in het vrouwentimmer, onder de hoede van Hegai, den kamerling des konings, den bewaker der vrouwen, en men geve haar de schoonheidsmiddelen die zij behoeven. |
3 Daartoe stelle de koning ambtenaren aan in alle gewesten van zijn koninkrijk, die alle jonge maagden, schoon van uiterlijk, moeten bijeenbrengen in de burcht Susan in het vrouwenhuis, onder opzicht van de koninklijke hoveling Hegai, de bewaker der vrouwen; daar stelle men de schoonheidsmiddelen tot haar beschikking. |
3 que le roi établisse dans toutes les provinces de son royaume des commissaires chargés de rassembler toutes les jeunes filles, vierges et belles de figure, à Suse, la capitale, dans la maison des femmes, sous la surveillance d'Hégué, eunuque du roi et gardien des femmes, qui leur donnera les choses nécessaires pour leur toilette; |
4 En het meisje dat welgevallig zal zijn in de ogen van de koning, moet koningin worden in plaats van Vasthi. Dit woord nu was goed in de ogen van de koning en zo deed hij. |
4 En het meisje dat den koning behaagt zal koningin worden in plaats van Wasti. Dit dacht den koning goed, en hij deed alzo. |
4 Het meisje dan, dat in de ogen des konings het schoonste zal zijn, worde koningin in de plaats van Wasti. Dit voorstel verwierf de goedkeuring van de koning en hij handelde ernaar. |
4 et que la jeune fille qui plaira au roi devienne reine à la place de Vasthi. Cet avis eut l'approbation du roi, et il fit ainsi. |
5 Er was een Joods man in de burcht Susan en zijn naam was Mordechai, de zoon van Jaïr, de zoon van Simeï, de zoon van Kis, een man uit Benjamin, |
5 Nu was in den burg Sjusjan een Jood, Mordochai geheten, de zoon van Jair, den zoon van Sjimei, den zoon van Kis, een Benjaminiet, |
5 Nu was er in de burcht Susan een Joods man, wiens naam was Mordekai, de zoon van Jair, de zoon van Simi, de zoon van Kis, een Benjaminiet, |
5 Il y avait dans Suse, la capitale, un Juif nommé Mardochée, fils de Jaïr, fils de Schimeï, fils de Kis, homme de Benjamin, |
6 die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonia, de koning van Juda, die Nebukadnezar, de koning van Babel, in ballingschap had gevoerd. |
6 die weggevoerd was uit Jeruzalem onder de ballingen die met Jechonja, den koning van Juda, door Nebukadnesar, den koning van Babel weggevoerd waren. |
6 Die weggevoerd was uit Jeruzalem met de ballingen die weggevoerd waren met Jechonja, de koning van Juda, welke Nebukadnessar, de koning van Babel, in ballingschap had weggevoerd. |
6 qui avait été emmené de Jérusalem parmi les captifs déportés avec Jeconia, roi de Juda, par Nebucadnetsar, roi de Babylone. |
7 En hij was het die Hadassa, dat is Esther, de dochter van zijn oom, opvoedde, want zij had geen vader of moeder. Het meisje nu was mooi van gestalte en knap om te zien. En toen haar vader en moeder gestorven waren, had Mordechai haar als dochter aangenomen. |
7 Hij was voogd over Hadassa, dat is Ester, de dochter van zijn oom; want zij had vader noch moeder; en het meisje was fraai van gedaante en schoon van uiterlijk. Mordochai had haar bij den dood van haar vader en haar moeder als dochter aangenomen. |
7 Hij was de pleegvader van Hadassa (dat is Ester), de dochter van zijn oom want zij had vader noch moeder, een meisje, bekoorlijk van gestalte en schoon van uiterlijk. Bij de dood van haar vader en moeder had Mordekai haar als dochter aangenomen. |
7 Il élevait Hadassa, qui est Esther, fille de son oncle; car elle n'avait ni père ni mère. La jeune fille était belle de taille et belle de figure. A la mort de son père et de sa mère, Mardochée l'avait adoptée pour fille. |
8 En het gebeurde, toen het woord van de koning en zijn wet bekend waren geworden en toen veel meisjes verzameld werden in de burcht Susan onder de hoede van Hegai, dat ook Esther meegenomen werd naar het huis van de koning, onder de hoede van Hegai, de bewaarder van de vrouwen. |
8 Toen nu het bevel des konings en zijn verordening afgekondigd werden en veel meisjes verzameld en naar den burg Sjusjan gebracht werden, onder de hoede van Hegai, werd ook Ester meegenomen naar het paleis en onder de hoede van Hegai, den bewaker der vrouwen, gesteld. |
8 Toen nu het besluit en de wet des konings bekend waren geworden en vele meisjes bijeengebracht werden in de burcht Susan onder opzicht van Hegai, werd ook Ester in het koninklijk paleis opgenomen onder opzicht van Hegai, de bewaker der vrouwen. |
8 Lorsqu'on eut publié l'ordre du roi et son édit, et qu'un grand nombre de jeunes filles furent rassemblées à Suse, la capitale, sous la surveillance d'Hégaï, Esther fut aussi prise et conduite dans la maison du roi, sous la surveillance d'Hégaï, gardien des femmes. |
9 En het meisje was welgevallig in zijn ogen en zij verwierf gunst bij hem en hij haastte zich om haar haar schoonheidsmiddelen en haar deel van het voedsel te geven en om haar zeven aanzienlijke meisjes uit het huis van de koning te geven. En hij plaatste haar en haar meisjes over naar het beste gedeelte van het vrouwenverblijf. |
9 Daar het meisje hem behaagde en zij gunst bij hem vond maakte hij spoed met haar haar schoonheidsmiddelen en haar spijzen en dranken te geven en de zeven hiervoor geschiktste meisjes uit het paleis bij haar te plaatsen; waarop hij haar met haar meisjes deed verhuizen naar de beste vertrekken van het vrouwentimmer. |
9 En het meisje was welgevallig in zijn ogen en verwierf zijn gunst, zodat hij haar zo spoedig mogelijk de schoonheidsmiddelen en de maaltijden verschafte, haar zeven der voortreffelijkste dienaressen uit het huis des konings ter beschikking stelde, en haar en haar dienaressen naar het mooiste gedeelte van het vrouwenhuis bracht. |
9 La jeune fille lui plut, et trouva grâce devant lui; il s'empressa de lui fournir les choses nécessaires pour sa toilette et pour sa subsistance, lui donna sept jeunes filles choisies dans la maison du roi, et la plaça avec ses jeunes filles dans le meilleur appartement de la maison des femmes. |
10 Esther had haar volk en haar afkomst niet verteld, want Mordechai had haar geboden dat zij die niet zou vertellen. |
10 Ester nu had niet gezegd van welk volk en van welke afkomst zij was; want Mordochai had haar verboden dit mee te delen. |
10 Ester had haar volk en haar afkomst niet bekendgemaakt, daar Mordekai haar geboden had, dat zij die niet zou bekendmaken. |
10 Esther ne fit connaître ni son peuple ni sa naissance, car Mardochée lui avait défendu d'en parler. |
11 En elke dag wandelde Mordechai voor de voorhof van het vrouwenverblijf om de welstand van Esther te vernemen, en wat er met haar zou gebeuren. |
11 En Mordochai wandelde dagelijks langs den hof van het vrouwentimmer om te vernemen naar den welstand van Ester, en hoe het haar ging. |
11 En iedere dag opnieuw wandelde Mordekai voor de voorhof van het vrouwenhuis om te vernemen, hoe het met Ester ging en wat er met haar zou gebeuren. |
11 Et chaque jour Mardochée allait et venait devant la cour de la maison des femmes, pour savoir comment se portait Esther et comment on la traitait. |
12 En wanneer een meisje aan de beurt was om bij koning Ahasveros te komen, nadat zij twaalf maanden lang behandeld was volgens de bepaling voor de vrouwen – want zoveel dagen duurde hun schoonheidsbehandeling: zes maanden werden zij behandeld met mirreolie en zes maanden met specerijen en schoonheidsmiddelen voor de vrouwen – |
12 Telkens als de beurt van een meisje kwam om bij koning Ahasweros gebracht te worden, nadat zij twaalf maanden lang behandeld was naar de verordening op de vrouwen--want zolang duurden voor haar de dagen der voorbereiding: zes maanden werden zij behandeld met mirreolie en zes met balsems en allerlei schoonheidsmiddelen der vrouwen-- |
12 Wanneer nu een meisje aan de beurt was om bij koning Ahasveros te komen, nadat zij gedurende twaalf maanden aan de voor de vrouwen geldende bepalingen onderworpen was geweest (want de tijd voor het gebruik van de schoonheidsmiddelen werd aldus ingedeeld: zes maanden met mirreolie en zes maanden met balsem en schoonheidsmiddelen der vrouwen), |
12 Chaque jeune fille allait à son tour vers le roi Assuérus, après avoir employé douze mois à s'acquitter de ce qui était prescrit aux femmes; pendant ce temps, elles prenaient soin de leur toilette, six mois avec de l'huile de myrrhe, et six mois avec des aromates et des parfums en usage parmi les femmes. |
13 dan kwam het meisje op deze manier naar de koning: al wat zij vroeg, werd haar gegeven om met zich mee te nemen uit het vrouwenverblijf naar het huis van de koning. |
13 werd zo het meisje naar den koning gebracht, dan werd haar alwat zij verlangde uit het vrouwentimmer meegegeven naar het verblijf des konings. |
13 Dan kwam het meisje aldus tot de koning: men gaf haar alles wat zij uit het vrouwenhuis naar het koninklijk paleis begeerde mede te nemen. |
13 C'est ainsi que chaque jeune fille allait vers le roi; et, quand elle passait de la maison des femmes dans la maison du roi, on lui laissait prendre avec elle tout ce qu'elle voulait. |
14 Zij kwam 's avonds en 's morgens keerde zij terug naar het tweede vrouwenverblijf, onder de hoede van Saäsgaz, de hoveling van de koning, de bewaker van de bijvrouwen. Zij kwam niet meer bij de koning, behalve wanneer de koning naar haar verlangde en zij bij haar naam werd geroepen. |
14 Was zij des avonds naar binnen gegaan en des morgens teruggekeerd naar een tweede vrouwentimmer, onder de hoede van Sjaasgaz, den kamerling des konings, die de bijvrouwen bewaakte, dan kwam zij niet meer bij den koning, tenzij de koning lust in haar had, en zij met name geroepen werd. |
14 Des avonds kwam zij binnen en des morgens keerde zij terug in een tweede vrouwenhuis, onder opzicht van Saasgaz, de hoveling des konings, de bewaker der bijvrouwen. Zij mocht niet weer bij de koning komen, tenzij de koning behagen in haar had en zij bij name geroepen werd. |
14 Elle y allait le soir; et le lendemain matin elle passait dans la seconde maison des femmes, sous la surveillance de Schaaschgaz, eunuque du roi et gardien des concubines. Elle ne retournait plus vers le roi, à moins que le roi n'en eût le désir et qu'elle ne fût appelée par son nom. |
15 En toen de beurt van Esther kwam – de dochter van Abichaïl, de oom van Mordechai die haar als dochter had aangenomen – om bij de koning te komen, verzocht zij om niets anders mee te nemen dan wat Hegai, de hoveling van de koning, de bewaarder van de vrouwen, zei. En Esther verwierf genade in de ogen van ieder die haar zag. |
15 Toen nu Ester de dochter van Abihail, den oom van Mordochai, die haar als dochter aangenomen had, aan de beurt kwam om naar den koning gebracht te worden, vroeg zij niets dan wat Hegai, de kamerling des konings die de vrouwen bewaakte, haar aanbeval. Zo viel Ester in den smaak van allen die haar zagen. |
15 Toen nu Ester, de dochter van Abichail, de oom van Mordekai, die haar als dochter had aangenomen, aan de beurt was om tot de koning te gaan, begeerde zij niets dan wat Hegai, de hoveling des konings, de bewaker der vrouwen, aanried. En Ester verwierf de genegenheid van allen die haar zagen. |
15 Lorsque son tour d'aller vers le roi fut arrivé, Esther, fille d'Abichaïl, oncle de Mardochée qui l'avait adoptée pour fille, ne demanda que ce qui fut désigné par Hégaï, eunuque du roi et gardien des femmes. Esther trouvait grâce aux yeux de tous ceux qui la voyaient. |
16 En Esther werd meegenomen naar koning Ahasveros, naar zijn koninklijk huis, in de tiende maand, dat is de maand Tebeth, in zijn zevende regeringsjaar. |
16 In de tiende maand, dat is de maand Tebeth, van het zevende jaar der regering van koning Ahasweros, werd Ester tot hem in het koninklijk verblijf gevoerd. |
16 Zo werd dan Ester tot koning Ahasveros gebracht in zijn koninklijk paleis in de tiende maand (dat is de maand Tebet) in het zevende jaar van zijn regering. |
16 Esther fut conduite auprès du roi Assuérus, dans sa maison royale, le dixième mois, qui est le mois de Tébeth, la septième année de son règne. |
17 En de koning had Esther meer lief dan alle andere vrouwen en zij verwierf bij hem meer genade en gunst dan alle andere meisjes en hij zette de koninklijke diadeem op haar hoofd en maakte haar koningin in de plaats van Vasthi. |
17 En de koning kreeg Ester meer lief dan alle andere vrouwen; zij beviel en bekoorde hem meer dan alle andere maagden; daarom plaatste hij de koninklijke kroon op haar hoofd en maakte haar koningin in plaats van Wasti. |
17 De koning kreeg Ester lief boven alle vrouwen en zij ontving van hem meer genegenheid en liefde dan alle andere maagden, zodat hij de koninklijke kroon op haar hoofd zette en haar tot koningin verhief in de plaats van Wasti. |
17 Le roi aima Esther plus que toutes les autres femmes, et elle obtint grâce et faveur devant lui plus que toutes les autres jeunes filles. Il mit la couronne royale sur sa tête, et la fit reine à la place de Vasthi. |
18 De koning richtte een grote maaltijd aan voor al zijn vorsten en dienaren, de maaltijd ter ere van Esther. Hij zorgde voor rust in de gewesten en gaf geschenken naar het vermogen van de koning. |
18 Toen richtte de koning een groten maaltijd aan voor al zijn vorsten en dienaren, het Estermaal, verordende een vrijen dag voor de provincien en deelde geschenken uit met koninklijke mildheid. |
18 Toen richtte de koning een groot feestmaal aan voor al zijn vorsten en dienaren, het feestmaal van Ester, terwijl hij aan de gewesten vrijstelling van belasting gaf en geschenken uitdeelde, zoals men dat van de koning verwachten mocht. |
18 Le roi donna un grand festin à tous ses princes et à ses serviteurs, un festin en l'honneur d'Esther; il accorda du repos aux provinces, et fit des présents avec une libéralité royale. |
19 En toen men nogmaals meisjes verzamelde, zat Mordechai in de poort van de koning. |
19 Toen nu ten tweeden male maagden verzameld werden, terwijl Mordochai in de poort des konings zat-- |
19 Toen nu voor de tweede maal maagden bijeengebracht werden en Mordekai in de poort des konings zat |
19 La seconde fois qu'on assembla les jeunes filles, Mardochée était assis à la porte du roi. |
20 Esther had haar afkomst en haar volk niet verteld, zoals Mordechai haar had geboden, want Esther deed overeenkomstig het bevel van Mordechai, evenals toen zij bij hem opgevoed werd. |
20 Ester had, zoals Mordochai haar bevolen had, niet gezegd van welke afkomst en van welk volk zij was; Ester gehoorzaamde Mordochai zoals toen zij onder voogdij bij hem was-- |
20 (Ester had haar afkomst en haar volk niet bekendgemaakt, zoals Mordekai haar geboden had; want Ester bleef naar het woord van Mordekai handelen, zoals toen zij bij hem opgevoed werd), |
20 Esther n'avait fait connaître ni sa naissance ni son peuple, car Mardochée le lui avait défendu, et elle suivait les ordres de Mardochée aussi fidèlement qu'à l'époque où elle était sous sa tutelle. |
21 In die dagen, toen Mordechai in de poort van de koning zat, waren Bigthan en Teres, twee hovelingen van de koning, uit de kring van de deurwachters, erg kwaad en zij wilden de hand aan koning Ahasveros slaan. |
21 in die dagen, terwijl Mordochai in de poort des konings zat, werden Bigtan en Teres, twee kamerlingen des konings, uit de dorpelwachters, gramstorig en trachtten de hand aan koning Ahasweros te slaan. |
21 In die dagen dan, toen Mordekai in de poort des konings zat, werden Bigtan en Teres, twee hovelingen des konings, behorende tot de dorpelwachters, zeer verbitterd en zij trachtten aan koning Ahasveros de hand te slaan. |
21 Dans ce même temps, comme Mardochée était assis à la porte du roi, Bigthan et Théresch, deux eunuques du roi, gardes du seuil, cédèrent à un mouvement d'irritation et voulurent porter la main sur le roi Assuérus. |
22 En deze zaak werd bekend bij Mordechai en hij vertelde dit aan Esther, de koningin, en Esther zei het tegen de koning namens Mordechai. |
22 Maar Mordochai kwam dit te weten en deelde het aan koningin Ester mede, en Ester zeide het uit naam van Mordochai aan den koning. |
22 Mordekai kwam dit echter te weten en hij vertelde het aan koningin Ester en Ester zeide het de koning namens Mordekai. |
22 Mardochée eut connaissance de la chose et en informa la reine Esther, qui la redit au roi de la part de Mardochée. |
23 Toen de zaak onderzocht werd, en juist bevonden, werden zij beiden aan een galg gehangen. En in de tegenwoordigheid van de koning werd dit in de kronieken opgetekend. |
23 Toen de zaak onderzocht en waar bevonden was, werden die twee aan een paal opgehangen en werd het opgeschreven in het boek der kronieken, dat voor den koning lag. |
23 De zaak werd toen onderzocht en juist bevonden, en die twee werden op een paal gespietst. En het werd in de kronieken opgeschreven in tegenwoordigheid des konings. |
23 Le fait ayant été vérifié et trouvé exact, les deux eunuques furent pendus à un bois. Et cela fut écrit dans le livre des Chroniques en présence du roi. |