|
1 Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus; |
1 Nu wij dan rechtvaardig zijn geworden door het geloof, hebben wij vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus, |
1 Wij smaken dus, daar wij uit geloof gerechtvaardigd zijn, vrede met God door onzen Heer Jezus Christus, |
1 Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, |
1 Etant donc justifiés par la foi, nous avons la paix avec Dieu par notre Seigneur Jésus-Christ, |
2 Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods. |
2 door wien wij ook den toegang hebben in het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en wij beroemen ons vanwege de hoop der heerlijkheid, die God geven zal. |
2 door wiens bemiddeling wij toegelaten worden tot die genade waarin wij vaststaan, en roem dragen op de hoop in Gods heerlijkheid te zullen delen. |
2 Door wie wij ook de toegang hebben verkregen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. |
2 qui nous devons d'avoir eu par la foi accès à cette grâce, dans laquelle nous demeurons fermes, et nous nous glorifions dans l'espérance de la gloire de Dieu. |
3 En niet alleenlijk [dit], maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende, dat de verdrukking lijdzaamheid werkt; |
3 En niet alleen dit, maar wij beroemen ons ook vanwege de verdrukkingen, dewijl wij weten, dat verdrukking lijdzaamheid voortbrengt, |
3 Ja, niet alleen dit, maar wij roemen ook in de verdrukking, omdat wij weten dat de verdrukking lijdzaam maakt, |
3 En niet alleen [hierin], maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, |
3 Bien plus, nous nous glorifions même des afflictions, sachant que l'affliction produit la persévérance, |
4 En de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; |
4 en lijdzaamheid ervaring, en ervaring hoop; |
4 en de lijdzaamheid de veerkracht vermeerdert, en zij doet hopen. |
4 En de volharding beproefdheid, en de beproefdheid hoop; |
4 la persévérance la victoire dans l'épreuve, et cette victoire l'espérance. |
5 En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, Die ons is gegeven. |
5 en de hoop beschaamt ons niet, omdat de liefde Gods uitgestort is in onze harten door den Heiligen Geest, die ons gegeven is. |
5 De hoop nu wordt niet beschaamd, omdat Gods liefde in onze harten is uitgestort door den Heiligen Geest, die ons is geschonken. |
5 En de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, die ons gegeven is, |
5 Or, l'espérance ne trompe point, parce que l'amour de Dieu est répandu dans nos coeurs par le Saint-Esprit qui nous a été donné. |
6 Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. |
6 Want Christus, toen wij nog zwak waren, is op den bestemden tijd voor goddelozen gestorven. |
6 Want toen wij nog zwak waren, is Christus nog op den bepaalden tijd voor goddelozen gestorven. |
6 Zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven. |
6 Car, lorsque nous étions encore sans force, Christ, au temps marqué, est mort pour des impies. |
7 Want nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor den goede zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven. |
7 Nu sterft nauwelijks iemand voor een rechtvaardige; voor den goede echter zal misschien iemand sterven. |
7 Immers, voor een rechtschapen mens zal iemand tenauwernood in den dood gaan. Nu, misschien heeft iemand den moed voor iets dat goed is te sterven. |
7 Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven; maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven. |
7 A peine mourrait-on pour un juste; quelqu'un peut-être mourrait-il pour un homme de bien. |
8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. |
8 Daarom bewijst God zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren. |
8 Maar God bewijst zijn liefde voor ons daardoor dat Christus toen wij nog zondaars waren voor ons stierf. |
8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. |
8 Mais Dieu prouve son amour envers nous, en ce que, lorsque nous étions encore des pécheurs, Christ est mort pour nous. |
9 Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn. |
9 Zo zullen wij immers veelmeer door hem behouden worden van den toorn, naardien wij door zijn bloed rechtvaardig geworden zijn. |
9 Dus zullen wij te eer, nu wij door zijn bloed voor rechtschapenen worden gehouden, door hem van den Toorn gered worden. |
9 Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. |
9 A plus forte raison donc, maintenant que nous sommes justifiés par son sang, serons-nous sauvés par lui de la colère. |
10 Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. |
10 Want zijn wij met God verzoend door den dood zijns Zoons, toen wij nog vijanden waren, hoeveel te meer zullen wij zalig worden door zijn leven, daar wij nu verzoend zijn; |
10 Want indien wij, terwijl wij vijanden waren met God verzoend zijn door den dood van zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij eens verzoend zijn, door diens leven gered worden |
10 Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; |
10 Car si, lorsque nous étions ennemis, nous avons été réconciliés avec Dieu par la mort de son Fils, à plus forte raison, étant réconciliés, serons-nous sauvés par sa vie. |
11 En niet alleenlijk [dit], maar wij roemen ook in God, door onzen Heere Jezus Christus, door Welken wij nu de verzoening gekregen hebben. |
11 en niet alleen dit, maar wij beroemen ons ook in God door onzen Heere Jezus Christus, door wien wij nu de verzoening ontvangen hebben. |
11 Meer nog, wij roemen in God door onzen Heer Jezus Christus, door wien wij nu de verzoening verkregen hebben. |
11 En dat niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. |
11 Et non seulement cela, mais encore nous nous glorifions en Dieu par notre Seigneur Jésus-Christ, par qui maintenant nous avons obtenu la réconciliation. |
12 Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. |
12 Daarom, gelijk door éénen mens de zonde gekomen is in de wereld, en door de zonde de dood, alzo is de dood tot alle mensen doorgedrongen, dewijl zij allen gezondigd hebben. |
12 Daarom--zooals door een mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen een weg gebaand heeft, omdat allen gezondigd hebben.... |
12 Daarom, gelijk door een mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben; |
12 C'est pourquoi, comme par un seul homme le péché est entré dans le monde, et par le péché la mort, et qu'ainsi la mort s'est étendue sur tous les hommes, parce que tous ont péché,... |
13 Want tot de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. |
13 Want de zonde was wel in de wereld tot op de wet; maar waar geen wet is, daar wordt de zonde niet toegerekend. |
13 Want voordat de wet er was was er zonde in de wereld, al wordt de zonde niet toegerekend wanneer er geen wet is; |
13 Want reeds voor de wet was er zonde in de wereld. Maar zonde wordt niet toegerekend, als er geen wet is. |
13 car jusqu'à la loi le péché était dans le monde. Or, le péché n'est pas imputé, quand il n'y a point de loi. |
14 Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen, die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen, Die komen zou. |
14 Maar de dood heerste van Adam af tot op Mozes, ook over degenen, die niet gezondigd hebben met gelijke overtreding als Adam, die een voorbeeld is desgenen, die komen zou. |
14 maar de dood heerste van Adam tot Mozes, ook over hen die niet gezondigd hadden op dezelfde wijze als Adam, in wien hij die komen zou vooruit is afgebeeld. |
14 Toch heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende. |
14 Cependant la mort a régné depuis Adam jusqu'à Moïse, même sur ceux qui n'avaient pas péché par une transgression semblable à celle d'Adam, lequel est la figure de celui qui devait venir. |
15 Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift, want indien, door de misdaad van een, velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van een mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen. |
15 Maar met de genadegave is het niet alzo als met de overtreding; want indien door de overtreding van dien éénen velen gestorven zijn, zo is veelmeer Gods genade en gave over velen overvloediger geworden door de genade van den éénen mens Jezus Christus. |
15 Maar de val komt niet in elk opzicht overeen met de genadegift; want zijn door den val van dien enen al die mensen gestorven, hoeveel te meer is Gods genade en de genadegift van den enen mens Jezus Christus overvloedig aan al die mensen geschonken. |
15 Maar het is met de genadegave niet zo als met de overtreding; want, indien door de overtreding van die ene zeer velen gestorven zijn, veel meer is de genade Gods en de gave, bestaande in de genade van de ene mens, Jezus Christus, voor zeer velen overvloedig geworden. |
15 Mais il n'en est pas du don gratuit comme de l'offense; car, si par l'offense d'un seul il en est beaucoup qui sont morts, à plus forte raison la grâce de Dieu et le don de la grâce venant d'un seul homme, Jésus-Christ, ont-ils été abondamment répandus sur beaucoup. |
16 En niet, gelijk [de] [schuld] [was] door den een, die gezondigd heeft, [alzo] [is] de gift; want de schuld is wel uit een [misdaad] tot verdoemenis, maar de genadegift is uit vele misdaden tot rechtvaardigmaking. |
16 En de gave is niet als door éénen, die gezondigd heeft; want het oordeel is gekomen uit éénen ter verdoemenis, maar de genadegave helpt ook uit vele overtredingen ter gerechtigheid. |
16 Ook is de genadegift niet in overeenstemming met het feit dat slechts een zondigde; want het vonnis wordt geveld op grond van een overtreding en luidt: veroordeling; maar de genade wordt geschonken nadat veel overtredingen begaan zijn, en bestaat in vrijspraak. |
16 En het is met het geschenk niet zo als door het zondigen van een; want het oordeel leidde van een overtreding tot veroordeling, maar de genadegave van vele overtredingen tot rechtvaardiging. |
16 Et il n'en est pas du don comme de ce qui est arrivé par un seul qui a péché; car c'est après une seule offense que le jugement est devenu condamnation, tandis que le don gratuit devient justification après plusieurs offenses. |
17 Want indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, [namelijk] Jezus Christus. |
17 Want indien door de zonde van éénen de dood geheerst heeft door dien éénen, veelmeer zullen degenen, die de volheid der genade en der gave ter gerechtigheid ontvangen, heersen in het leven door éénen, Jezus Christus. |
17 Want terwijl door den val van dien enen de dood tot heerschappij gekomen is door dien enen, hoeveel te meer zullen zij die den overvloed der genade en de gunst dat zij voor rechtschapenen worden aangezien ontvangen hebben heerschappij voeren in het leven door dien enen, Jezus Christus. |
17 Want, indien door de overtreding van de ene de dood als koning is gaan heersen door die ene, veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus Christus. |
17 Si par l'offense d'un seul la mort a régné par lui seul, à plus forte raison ceux qui reçoivent l'abondance de la grâce et du don de la justice régneront-ils dans la vie par Jésus-Christ lui seul. |
18 Zo dan, gelijk door een misdaad [de] [schuld] [gekomen] [is] over alle mensen tot verdoemenis; alzo ook door een rechtvaardigheid [komt] [de] [genade] over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. |
18 Gelijk nu door de zonde van éénen de verdoemenis over alle mensen is gekomen, alzo is ook door de gerechtigheid van éénen de rechtvaardiging des levens over alle mensen gekomen; |
18 Derhalve, zoals door een overtreding alle mensen veroordeeld zijn, zo komt ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen de rechtvaardiging ten leven. |
18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. |
18 Ainsi donc, comme par une seule offense la condamnation a atteint tous les hommes, de même par un seul acte de justice la justification qui donne la vie s'étend à tous les hommes. |
19 Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien enen mens velen [tot] zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Enen velen [tot] rechtvaardigen gesteld worden. |
19 want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien éénen mens velen zondaars geworden zijn, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van éénen velen rechtvaardig worden. |
19 Immers, zoals door de ongehoorzaamheid van dien enen mens die menigte mensen als zondig voor God staan, zo zal ook die menigte door de gehoorzaamheid van dien enen gerechtvaardigd voor Hem staan. |
19 Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden. |
19 Car, comme par la désobéissance d'un seul homme beaucoup ont été rendus pécheurs, de même par l'obéissance d'un seul beaucoup seront rendus justes. |
20 Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, [daar] is de genade veel meer overvloedig geweest; |
20 Maar de wet is daarbij gekomen om de zonde overvloediger te maken; waar nu de zonde overvloedig geworden is, daar is de genade nog veel overvloediger geworden; |
20 Maar de wet is tussenbeide gekomen om de overtreding zwaarder te maken, en waar de zonde zo vermeerderd is, daar is de genade nog groter geworden; |
20 Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, |
20 Or, la loi est intervenue pour que l'offense abondât, mais là où le péché a abondé, la grâce a surabondé, |
21 Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. |
21 opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade heersen zou door de gerechtigheid ten eeuwigen leven, door Jezus Christus, onzen Heer. |
21 opdat, zoals de zonde geheerst en den dood aangebracht heeft zo de genade zou heersen door de gerechtigheid tot het eeuwige leven door Jezus Christus, onzen Heer. |
21 Opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here. |
21 afin que, comme le péché a régné par la mort, ainsi la grâce régnât par la justice pour la vie éternelle, par Jésus-Christ notre Seigneur. |